TOPSTUKWEEK REICH
Inhoudstafel
thevinylfactory.com
DRUMMING
MINIMAL MUSIC
Steve Reichs naam is onlosmakelijk verbonden met het ontstaan van de minimal music. Opgewekt maar zeker duwde die muziekstroming met haar gonzende herhaling, strakke puls en eenvoudige deuntjes de muziek in de tweede helft van de 20e eeuw een nieuwe richting in. Vandaag kleurt de minimal sound heel wat klassieke muziek, pop en filmsoundtracks. Maar waar komt ze precies vandaan? En waarom zorgde ze voor zo veel tandenknarsende kritieken?
Downtown
Ergens in een loft in de New Yorkse SoHo-wijk steken muzikanten hun partituren in brand. Elders, in het Tape Music Center van San Francisco, verdrinken flarden operamuziek van een Pucciniplaat in het ufo-achtige gezoem van analoge muziekelektronica.
Welkom in de Amerikaanse downtown muziekscène in de sixties, de groeibodem van de minimal music. Je vond er een bont allegaartje van artiesten die zich elk op hun eigen manier van het muzikale establishment afzetten. De grote concertzalen roken voor hen te veel naar traditionalisme. Evenmin konden ze zich vinden in de moderne compositiestijlen die je op prestigieuze universiteiten aangeleerd kreeg. Met een zin voor experiment en DIY-attitude wilden ze loskomen van de Europese traditie van de kunstmuziek, van strikte partituren, van strijkkwartetten en orkesten, en van drukke muzikale retoriek.
Drones en loops
In de downtown muziekscene begonnen allerlei componisten stukken te bouwen uit erg eenvoudige materialen. La Monte Young dompelde zijn luisteraars bijvoorbeeld onder in muziek vol lang aangehouden, gonzende drone-tonen. Youngs vriend Terry Riley, die in San Francisco tape-experimenten uitvoerde, hield dan weer van het hypnotiserende effect dat ontstaat als je muziekpatroontjes in een loop herhaalt en op elkaar stapelt. De jonge Steve Reich kleurde de fascinatie met herhaling nog anders in. Net als Riley was hij in de vroege jaren 1960 in San Francisco met tapeloops in de weer en hij begon muziek te maken waarin meerdere bandrecorders of muzikanten eenzelfde patroontje herhalen, maar dat net niet synchroon doen. Met hun loops en drones stripten Reich, Riley en Young muziek tot de essentie.
En daarmee druisten ze tegen de dominante muziekstromingen van hun tijd in.
Dobbelstenen en cijferreeksen
Vlak na de Tweede Wereldoorlog tekenden zich grofweg twee dominante vernieuwende tendensen af in de modernistische muziek. Elk hadden ze het gemunt op het romantische idee dat muziek de gevoelens van de componist moest uitdrukken. Aan de ene kant had je de immer experimentele John Cage. Hij wilde muziek bevrijden van de individuele wil van de componist en liet het verloop van zijn stukken door dobbelstenen of andere toevalligheden bepalen. Componisten zoals Pierre Boulez en Karlheinz Stockhausen in Europa of Milton Babbitt in de Verenigde Staten wapenden zich dan weer tegen expressie door de volgorde van de toonhoogtes, ritmes, dynamieken en timbres in hun stukken met cijferreeksen te bepalen. De ‘totaal seriële’ muziek die zo ontstond was boeiend, maar te dissonant, gefragmenteerd en complex volgens jonge downtown componisten als Reich.
Eenvoudige Processen
Wat Reich wel deelde met Cage en sommige seriële componisten die lesgaven op Amerikaanse conservatoria was hun lak aan expressie. In 1968 schreef hij dat de job van een componist niets meer inhield dan het uitvinden van een proces:
‘eens het proces opgestart en opgeladen is, loopt het vanzelf.’
Reichs muziek uit de jaren 1960 lijkt inderdaad vaak koeltjes de logica van één strikte procedure te ontvouwen. Maar daar eindigt de gelijkenis met de oudere garde ook. Luisterend naar de muziek van Cage en van seriële componisten kan je vaak maar moeilijk doorgronden hoe ze gebouwd is. Tegenover die ondoordringbare structuren stelden Reich en zijn kompanen muziek waarvan je goed hoort hoe ze in elkaar zit. In de plaats van fragmentatie en dissonantie gaven ze je een stevige puls, welluidende samenklanken en deuntjes.
What you hear is what you get
Al gauw werd de muziek van Reich, Young, Riley en Philip Glass (nog een componist die zich in de herhaling stortte) als minimal music bestempeld. Critici trokken een parallel tussen hun stukken en de strakke schilderijen en sculpturen van de minimal art. Frank Stella’s aforisme, what you see is what you get, werd de slogan van deze kunststroming uit de jaren 1960. Emotie en expressieve gestiek maakten er plaats voor de sensaties die eenvoudige objecten kunnen opwekken. Het plezier van het pure kijken: daar ging het om. Reich en zijn kompanen hielden niet van het minimal label, maar toch gaat Stella’s aforisme deels op voor hun muziek. In drones en loops hoor je immers geen emotioneel drama, maar wel de sensaties van krioelende klankschommelingen en patroontjes. Met je oren op minimale materialen gespitst, ben je overgeleverd aan het plezier van het pure luisteren.
De sixties in muziek
Minimal music was doordrongen van de tijdgeest van de sixties. Veel minimalisten verslonden de moderne jazz waarmee John Coltrane en Miles Davis dat decennium van een soundtrack voorzagen. Young en Riley doken ook in de hippiecultuur en hielden nachtelijke improvisaties met een psychedelisch kantje. Reich voelde zich minder goed bij dat sfeertje. De sixties kwamen op een donkerdere manier in zijn muziek terecht. In twee van zijn vroegste minimal werken verwerkt hij documentaire klankopnames. Voor It’s Gonna Rain (1965) nam hij op straat een preek van Brother Walter op, die met het Bijbelse verhaal over de zondvloed uiting geeft aan de angst voor een kernramp tijdens de Koude Oorlog. Het audiomateriaal voor Come Out (1966) kreeg Reich van een burgerrechtenadvocaat. Op de opnames getuigen Amerikaanse jongeren van kleur hoe ze door de politie mishandeld werden.
Succesverhaal
In 1973 stond Reichs Four Organs op het programma van Carnegie Hall. Dat was bijzonder: minimal music klonk meestal in de lofts en galerijen van de downtown kunstscene, maar zelden in zo’n prestigieuze zaal. Reichs drammende samenklanken maakten het publiek in Carnegie Hall dan ook furieus. Maar dat zou snel veranderen. In 1974 gaf het chique Deutsche Grammophon een plaat met zijn muziek uit. In 1976 werd Glass’ opera Einstein on the Beach een razend succes. Nog wat later belandde de minimal sound dankzij componist Michael Nyman in filmmuziek. Het is slechts een greep uit de episodes van het succesverhaal dat aanbrak voor de muziekstroming. Terwijl het succes groeide, stapten veel componisten af van de radicale eenvoud uit hun vroege werken. Met wijde akkoordprogressies, langere melodieën en grotere ensembles klonk minimal music alsmaar maximaler.
Muziekgevechten
Minimal music drong niet alleen tot het grote publiek door. Jongere generaties artiesten – van de klassieke componist John Adams tot popartiesten als Brian Eno en Björk – zouden elk op hun eigen manier verder wandelen op het minimalistische pad. David Lang, die in 1987 het New Yorkse muziekcollectief Bang on a Can mee oprichtte, beschreef het belang van de stroming zelfs als een historische strijd die de muziekheerschappij van het dissonante modernisme in de Verenigde Staten doorbroken had. Het succes van minimal music was inderdaad controversieel. Sommige modernisten begonnen de muziek als commercieel en minderwaardig af te schrijven. Vergelijkingen met de grote porties herhaling in reclame en zelfs fascistische toespraken, zoals Elliott Carter en John Cage ze maakten, kwamen wel vaker voor.
Weerwerk
Reich bood de pessimistische commentaren op minimal music weerwerk door van haar grote navolging juist een deugd te maken. Hij bestempelde wat hijzelf, Riley, Young en Glass deden als ‘een restauratie van ritme en harmonie’ en stelde dat diametraal tegenover de dissonante en complexe muziek van het Europese modernisme met haar ‘kleine, donkere hoekje’ van luisteraars. ‘Stockhausen, Berio en Boulez lieten na de Tweede Wereldoorlog eerlijk zien hoe het was om de scherven op te ruimen van een kapotgebombardeerd Europa’, zei hij in 1987 tijdens een interview.
‘Maar voor sommige Amerikanen in 1948, 1959, of 1968 – in de context van auto’s met vinnen, Chuck Berry en een miljoenenomzet aan hamburgers – is het een leugen, een muzikale leugen om te doen alsof we hier bevangen zullen worden door de donkerbruine Angst van Wenen.’
Kanttekeningen
Je zou de traag verschuivende klankoppervlakken in minimal music misschien kunnen zien als de muzikale versie van een autorit door lege, monotone Amerikaanse landschappen. Maar het verhaal van de muziekstroming speelde zich niet alleen in de Verenigde Staten af. Ook in Europa gingen artiesten – in de tweede helft van de 20e eeuw op uiteenlopende manieren met herhaling en minimale materialen aan de slag. Sommigen onder hen, zoals de Belg Karel Goeyvaerts, behoorden zelfs precies tot de Europese modernisten waarvan Reich expliciet afstand deed. Ook in de Verenigde Staten zelf telt het verhaal van de minimal music veel meer personages dan Reich, Glass, Riley en Young. Drones, loops en geleidelijke processen gonsden in de sixties en seventies in de experimenten van veel artiesten, die soms onterecht tussen de mazen van de muziekgeschiedenis vielen.
STEEDS NUCHTER
Hij wordt vandaag vaak de grootste levende componist van de Verenigde Staten genoemd. Maar Steve Reichs weg naar de muziek en naar zijn eigen stijl liep niet van een leien dakje. Het kostte hem een reis van de Amerikaanse Oostkust naar de Westkusten terug. Onderweg bleef hij nuchter, zelfs middenin de psychedelische sixties. Hij was nauwgezet en kritisch. Elk werk moest beter dan het vorige.
Treinreis
Het metalen gekletter van de sporen.
Het gefluit van de locomotief.
Steve Reich (1936) hoorde zulke treingeluiden vaak in zijn kindertijd. Zijn ouders, die allebei van rijke Joodse komaf kwamen, scheidden in 1937. Reichs vader, een advocaat, bleef met zijn zoon in New York, terwijl zijn moeder, die voor Broadway zong en liedjes schreef, naar Los Angeles verhuisde. Elk jaar moest de jonge Reich dus per trein, samen met zijn gouvernante, het land oversteken om zijn mama te zien. Zo’n 50 jaar later belandden die reizen in één van Reichs werken. Different Trains mengt strijkersklanken met opnames van treingeluiden, getuigenissen van Reichs gouvernante en Holocaust-overlevenden. Zo contrasteert Reich de treinritten die hij als kind maakte met de verschrikkelijke treinrit die hij genomen zou moeten hebben als Joods jongentje in Europa.
Bourgeois favorieten
Reich leerde als kind piano spelen, net als de meeste kinderen uit welgestelde gezinnen in die tijd.
‘Tot ik 14 jaar werd, was ik me alleen bewust van de bourgeois favorieten: Beethovens Vijfde, Schuberts Onvoltooide ...’
Pas toen hij als tiener in 1950 met zijn vader naar een buitenwijk van New York verhuisde, leerde hij de muziek kennen die hem echt begeesterde: jazz, Bach en Stravinsky. Zonder vrienden in zijn nieuwe wijk, zonderde hij zich af met zijn platen en leerde hij drummen. Hij verdiende zakgeld met optredens in bandjes. Maar toen het tijd was om naar de universiteit te trekken, voelde Reich zich te oud om nog aan een muziekcarrière te beginnen. Hij koos voor filosofie aan Cornell University: niet meteen de rechtenstudie die zijn vader voor hem in gedachten had, maar toch respectabeler dan muziek.
Mark Mathosian
Een stervend Americana
Aan Cornell University bleek de aantrekkingskracht van de muziek al gauw sterker dan de wil van zijn vader. Hij pikte lessen musicologie mee en voegde de muziek van Debussy en de middeleeuwse polyfonie van Perotinus aan zijn luisterfavorieten toe. Met zijn filosofiediploma op zak begon Reich vanaf 1957 privélessen te volgen bij componist Hall Overton in New York. De lessen waren spannend: terwijl hij de technieken van Béla Bartók bestudeerde, kwam de experimentele jazzartiest Thelonious Monk soms over de vloer. Aan de Juilliard School, waar Reich zich in 1959 inschreef, was de sfeer helemaal anders. Hij omschreef de school als ouderwets: ‘het laatste bolwerk van een stervend Americana’. Reich componeerde, liet zijn stukjes door studenten uitvoeren en leerde uit zijn fouten. Maar de weg richting zijn eigen stijl en de minimal music lag elders.
Heading West
In 1961 verhuisde Reich naar San Francisco aan de Westkust om daar verder te studeren. Maar er was nog een reden voor die verhuis, zegt Reich:
‘ik liep weg van thuis’.
Het duurde dan ook even voor hij zijn compositielessen opnam. Hij was net met Joyce Barkett getrouwd, er waren kindjes onderweg en Reich nam in San Francisco een job als klerk om voor zijn nieuwe gezin te zorgen. Reichs oudste kindje stierf en zijn huwelijk viel snel uiteen. Tijdens die zware periode begon hij in 1962 met zijn lessen aan Mills College bij Luciano Berio. Met die Italiaanse componist verdiepte hij zich overdag in dissonante, seriële muziek: de compositiestijl waar Reich uiteindelijk van los wilde komen. ’s Avonds hoorde hij de tonen die hem daarbij zou helpen: John Coltranes concerten met kabbelende modale jazz en oude platen van Afrikaanse percussiemuziek.
Phasing
In San Francisco dook Reich de downtown kunstscene in. Hij schreef gekke stukjes voor de al even gekke performances van de San Francisco Mime Troupe. Je kon hem ook vinden in het Tape Music Center in de stad. In 1964 speelde Reich er mee met Terry Riley’s stuk In C, dat met een lappendeken van herhaalde deuntjes als een van de vroegste minimal werken geldt. Alle losse eindjes in Reichs zoektocht naar zijn eigen stem kwamen nu samen. In 1965 was hij voor zijn nieuwe stuk It’s Gonna Rain in de weer met opnames van de preek van Brother Walter. Hij liet een fragmentje door twee bandrecorders tegelijk in een loop afspelen. Eén van de machines liep voorop en de loops raakten uit synchronisatie. De verschuivende canon die zo ontstond klonk geweldig: Reich had het proces ontdekt dat hij in bijna al zijn volgende minimal werken zou verfijnen en doopte het phasing.
Terug naar New York
Terwijl de hippiecultuur aan de Westkust tot bloei kwam, gedijde Reich er alsmaar minder goed. De kunstscene in New York, waar je minimal artists als Sol LeWitt en Richard Serra vond, paste beter bij zijn nuchtere geest. Bovendien miste San Francisco de poel van freelance muzikanten die je in New York wel had. En die had Reich dringend nodig. In 1965 keerde hij terug naar zijn thuisstad. Gesetteld in een flat in Tribeca, begon hij zijn phasing proces nu ook op ritmische deuntjes voor instrumenten toe te passen in werken als Piano Phase en Violin Phase. Deze vragen om een bijzondere manier van spelen, die de standvastigheid van een bandrecorder kan evenaren. Reich richtte daarom zijn eigen ensemble op en begon met zijn nieuw gevormde Steve Reich and Musicians op te treden in de studio’s en galerijen van de kunstenaars, waarmee hij in New York bevriend raakte.
Taxi’s en touren
In de jaren 1960 moest Reich nog allerlei bijbaantjes doen om de kost te verdienen. Hij werkte als taxichauffeur, in het postkantoor of als geluidsingenieur. Maar daar kwam in de loop van de jaren 1970 verandering in. Aangevuurd door opnames, een tour in Europa en concerten in grotere zalen, groeide Reichs reputatie. Dat merk je in de stukken van die periode. Met de weidse bezetting en duur van Drumming maakte Reich in 1971 zijn eerste grote publieke statement. Het stuk werd een soort synthese en verfijning van alles wat hij daarvoor geschreven had. Reichs grootste doorbraak kwam in 1976 met Music for 18 Musicians. Daar legde Reich onder een pulserend oppervlak van zalige klankkleuren, een ingenieus akkoordenschema neer dat het hele stuk schraagt en de Westerse harmonie op een nieuwe, eigenzinnige manier inzet.
BERNARD GOTFRYD/GETTY IMAGES
Documuziek
Rond 1990 sloeg Reich nog een nieuwe creatieve richting in. Samen met videoartieste Beryl Korot, met wie hij sinds 1976 getrouwd was, maakte hij twee video-opera’s. Het Israëlisch-Palestijns conflict vormde het startpunt voor hun eerste opera The Cave (1990-1993), terwijl Three Tales (1997-2002) een dystopisch portret werd van de technologische opmars. In de opera’s schetsen audio-opnames en interviews niet alleen een documentair verhaal; Reich distilleert er ook de melodieën voor zijn muziek uit. Voor WTC 9/11 uit 2011 ging Reich nog een laatste keer met audio-opnames te werk: stuk voor stuk documenteren ze de aanslagen op 11 september 2001. Zo gebruikte hij zijn muziektaal, die hij lang geleden in de weer met tapes in de Amerikaanse underground-muziekscene ontdekte, om een van de meest traumatische gebeurtenissen in de Amerikaanse geschiedenis te herdenken.
VRIJE OREN
Drumming is minimaal en massief tegelijk. Ongeveer een uur lang sleurt het werk je mee in een maalstroom van ritmes en hallucinante klankeffecten, waarin Reichs minimal music en West-Afrikaanse muziekinvloeden met elkaar versmelten.
Blik naar buiten
‘Niet-westerse muziek is momenteel de belangrijkste bron van nieuwe ideeën voor Westerse componisten en muzikanten.’
Die gedachte deelt Reich met heel wat Amerikaanse experimentele componisten uit de 20e eeuw. Terwijl gebieden overal ter wereld in een dekolonisatiestrijd verwikkeld waren, verdiepten de jonge minimalisten en hun experimentele voorgangers zich in verschillende Oosterse en Afrikaanse muziekculturen. In de klanken, technieken en filosofieën van andere muziekculturen zochten ze naar manieren om de fundamenten van de Westerse kunstmuziek open te wrikken. Reich bestudeerde doorheen zijn muzikale carrière onder meer Indonesische gamelan en de muziek van Midden-Oosterse Joodse gemeenschappen. Maar zijn eerste grote fascinatie lag bij de overlappende ritmische patronen van de West-Afrikaanse percussiemuziek.
Ghana
In de zomer van 1970 trok Reich naar Accra, in Ghana, om er zich te verdiepen in West-Afrikaanse percussiestijlen. Hij kreeg er percussielessen van meesterdrummer Gideon Alorworye, die dan in residentie was bij het Ghana Dance Ensemble. Elke dag leerde Reich van Alorworye de complexe slagwerktechnieken en ritmische patronen waarmee percussie-ensembles in verschillende tradities van West-Afrika hun muziek opbouwen. ’s Avonds, luisterend naar de opnames die hij van de lessen maakte, transcribeerde Reich dat complexe web van patronen in een notenboekje. Reichs reis had eigenlijk enkele maanden moeten duren, maar omdat hij na vijf weken malaria opliep, moest hij noodgedwongen terug naar New York. Toch had hij meer dan indrukken genoeg opgedaan, want eenmaal terug in zijn thuisstad, begon hij druk te schrijven aan zijn nieuwe stuk Drumming.
2 x Vinyle, LP op het label John Gibson + Multiples
Muzikaal doorgeefspel
Je kan de impact van Reichs Ghana-trip moeilijk wegdenken uit Drumming. Het werd niet alleen het langste stuk dat hij ooit geschreven had, maar ook het eerste stuk waarin hij een ensemble van slagwerkinstrumenten gebruikt. Doorheen de vier delen van het werk wisselen de verschillende instrumenten uit dat elektrisch versterkte ensemble elkaar af. De bongo’s van het begin worden in het tweede deel door marimba’s en vrouwenstemmen vervangen. Daarna stijgt Drumming de hoogte in met het metalen gerinkel van glockenspiel, piccolo en gefluit tot in de climax van het laatste deel het volledige ensemble samen klinkt. Alles wat je in dit alsmaar voller en hoger klinkend muzikale doorgeefspel hoort, is op één enkel patroontje gebaseerd. Net als bij de percussiemuziek die Reich in Ghana leerde spelen, bestaat dat basispatroontje uit een maat van twaalf tellen.
Variaties op 12 tellen
De manier waarop Reich dat ene patroon uitwerkte tot het ritmische web van Drumming, is even indrukwekkend als bondig. Met twee procedures zorgt hij voor een oeverloze stroom aan variaties. Aan het begin van het stuk hoor je goed hoe de eerste procedure werkt. Reich laat er het basispatroon niet meteen volledig klinken, maar bouwt het herhaling na herhaling op. Eerst klinkt er in de maat van twaalf tellen slechts één noot, wat later bevat het twee noten, dan drie … tot uiteindelijk het volledige patroon verschijnt. Reich draait het proces ook om. Dan gomt hij noot per noot uit het patroon weg. Daarnaast onderwerpt hij het patroontje ook aan zijn phasing proces: één groep uitvoerders houdt het in een strakke puls aan, terwijl andere musici een beetje vooruit hollen, zodat ze het patroon één of meerdere tellen uit fase met de andere musici spelen.
Akoestische illusie
Ken je het soort tekeningen waarin je twee totaal verschillende beelden kan zien? Iets gelijkaardigs gebeurt als verschillende muzikanten eenzelfde patroontje uit fase met elkaar spelen: uit de optelsom van de verschoven patroontjes resulteren er compleet nieuwe patroontjes. Het hangt af van luisteraar tot luisteraar welk van die ‘resulterende patroontjes’ opvalt. In Drumming zet Reich die akoestische zinsbegoocheling heerlijk in. In het tweede deel sluipen twee vrouwenstemmen onder de klank van de marimba’s. Terwijl de marimba’s uit fase raken, pikken ze een van de mogelijke resulterende patroontjes uit en schuiven het al zingend kort op de luistervoorgrond. Met die ‘truc’ geeft Reich de muziek van Drumming haar typerende sound en toont hij virtuoos aan welke luisterrijkdom er in de eenvoud schuilt.
Testen en herwerken
Maar we lopen vooruit op het verhaal. Het kostte Reich meer dan een jaar van nauwgezet componeren, testen en herwerken voor hij Drumming af had. Aan het begin van dat proces sloot hij zichzelf met slagwerkinstrumenten en een bandrecorder op en probeerde hij verschillende patroontjes en phasing-processen uit. Daarna testte hij zijn ideeën met de musici van zijn ensemble, dat hij voor de kleurrijke instrumentatie van Drumming sterk had moeten uitbreiden. Er volgden nog heel wat testpremières, try-outs en herzieningen tot Drumming uiteindelijk af was. Maar al het werk loonde. De fijnmazige structuur en verrukkelijke golf van klankkleuren in Drumming verschillen sterk van Reichs vroegere monochrome stukken met hun onverbiddelijke logica. Reich bestempelde alles wat hij voor Drumming gecomponeerd had nu ‘als radicale werken … met een soort etudestatus’.
Première
Toen Steve Reich and The Musicians in de winter van 1971 Drumming eindelijk op de planken brachten in het MOMA in New York, zat de criticus Tom Johnson in de zaal. Hij werd een van de vroegste voorstanders van minimal music. In zijn recensie bemerkt hij dat het publiek ongebruikelijk enthousiast reageerde op deze nieuwe première. Hij vervolgt met een rist verklaringen. ‘Misschien kwam het omdat de simpele toonladders zo verfrissend klonken voor oren die moe waren van dissonantie. Of was het de opgewekte mengeling van marimba’s, glockenspiel, trommels, en stemmen die iedereen zo opwond. Of was het net het genoegen om te horen hoe Afrikaanse en Europese elementen zo volkomen met elkaar versmolten – bijna alsof we echt in één wereld met elkaar leven.'
'Of misschien kwam het simpelweg omdat de muziek zo direct tot onze zintuigen had gesproken.'
Extase
Een aspect waar Reich erg van hield in West-Afrikaanse percussiemuziek was het bijzondere effect dat ze op de muzikanten heeft. Zo schreef hij:
‘Het plezier dat ik beleef bij het spelen, is niet het plezier van mezelf uitdrukken, maar de extase die je ervaart als je je volledig overgeeft aan de muziek.’
Die gefocuste overgave verwacht Reich ook van zijn muzikanten in Drumming. Maar ook van zijn luisteraars vraagt hij best wat: ‘sommige critici van mijn vroege werk dachten dat ik een soort van trance-muziek wilde maken. Ik dacht dan altijd ‘nee, nee, nee, ik wil dat je klaarwakker bent en details hoort die je voorheen nog nooit gehoord hebt!’’ Het mooiste aan Drumming is misschien wel dat de muziek die aandacht niet met gespierde retoriek van je opeist. Ze bevat een zee aan details, maar jouw oren bepalen hoe je die ontgint.