Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Brich den Hungrigen dein Brot, BWV39
- Coro: Brich dem Hungrigen dein Brot
- Recitativo (B): Der reiche Gott wirft seinen Überfluss
- Aria (A): Seinem Schöpfer noch auf Erden
- Aria (B): Wohlzutun und mitzuteilen vergesset nicht
- Aria (S): Höchster, was ich habe
- Recitativo (A): Wie soll ich dir, o Herr
- Choral: Selig sind, die aus Erbarmen
Schauet doch und sehet, BWV46
- Coro: Schauet doch und sehet
- Recitativo (T): So klage du, zerstörte Gottesstadt
- Aria (B): Dein Wetter zog sich auf von weiten
- Recitativo (A): Doch bildet euch, o Sünder
- Aria (A): Doch Jesus will auch bei der Strafe
- Chorale: O großer Gott von Treu
Wer nur den lieben Gott lässt walten, BWV93
- Coro: Wer nur den lieben Gott lässt walten
- Choral e recitativo (B): Was helfen uns die schweren Sorgen?
- Aria (T): Man halte nur ein wenig stille
- Duetto (S & A): Er kennt die rechten Freudesstunden
- Choral e recitativo (T): Denk nicht in deiner Drangsalhitze
- Aria (S): Ich will auf den Herren schaun
- Choral: Sing, bet und geh auf Gottes Wegen
Collegium Vocale Gent: koor & orkest
Philippe Herreweghe: dirigent
Dorothee Mields: sopraan
Alex Potter: contratenor
Guy Cutting: tenor
Peter Kooij: bas
Koor
Annelies Brants, Magdalena Podkościelna & Chiyuki Okamura: sopraan
Cécile Pilorger, Bart Uvyn & Alexander Schneider: alt
José Pizarro, Johannes Gaubitz & Hitoshi Tamada: tenor
Philipp Kaven, Robert van der Vinne & Bart Vandewege: bas
Orkest
Christine Busch: concertmeester
Isabelle Farr & Maria Roca: viool 1
Dietlind Mayer, Adrian Chamorro &Lotta Suvanto: viool 2
Deirdre Dowling & Kaat De Cock: altviool
Ageet Zweistra & Harm-Jan Schwitters: cello
Miriam Shalinsky: violone
Maude Gratton: orgel
Bart Coen & Koen Dieltiens: blokfluit
Marcel Ponseele & Taka Kitazato: hobo
Alain De Rudder: corno da tirarsi & trompet
Julien Debordes: fagot
Bachs cantates zijn een absolute goudmijn voor wie een illustratie zoekt van de retorische uitdrukkingskracht van de muziek, die er in de barokperiode vooral op uit was de – in dit geval gelovige – toehoorder te imponeren en te overtuigen van een boodschap. De tekst, in de eerste plaats de evangelielezing die aan de uitvoering van de cantate voorafging, is voor Bach het uitgangspunt en de inspiratiebron om die boodschap met muzikale middelen over te brengen, maar ook de manier waarop hij de instrumenten inzet draagt hier sterk toe bij. Vanaf de eerste maten van de cantate, die doorgaans begint met een instrumentaal voorspel als inleiding op het eerste koor, treft Bach de juiste sfeer.
Men mag aannemen dat sommige gelovigen in 1726 bij de inzet van de cantate Brich dem Hungrigen dein Brot wat vreemd opkeken. Wat men hoorde was dertien maal na elkaar een herhaald motiefje van slechts twee noten dat steeds verhuist van de blokfluiten over de hobo’s naar de strijkers. Voor Bachs keuze van deze ‘gebroken’ melodie is maar één verklaring mogelijk: de tekst ‘Breek je brood met wie honger heeft’, een citaat uit de profeet Jeremias die aanspoort tot naastenliefde. Het is een zachte, maar aandringende oproep – ‘zacht’ bepaalt de keuze van de blokfluiten (aangegeven met de Italiaanse benaming ‘flauto dolce’), ‘aandringend’ is de herhaling van het motiefje.
De blokfluiten zijn ook prominent aanwezig in de cantate Schauet doch und sehet, ob irgendein Schmerz sei uit 1724. Deze eerste woorden van het beginkoor verwijzen naar de Klaagliederen van de profeet Jeremias om de val van Jerusalem. Deze klaagzang begint dan ook met een van diepe melancholie doordrongen dialoog van de twee blokfluiten, begeleid door de strijkers.
De cantate Wer nun den lieben Gott läßt Walten, een oproep tot vertrouwen op God, vergt een andere aanpak. Hier domineren in de inleiding de hobo’s, Bachs lievelingsinstrumenten onder de blazers. In samenspel met levendige strijkers suggereren zij een gelukzalige sfeer, die al blijkt uit het metrum van 12/8, dat typisch is voor pastorale scènes (God als de beschermende goede herder).
In de loop van de cantate kan de sfeer van het begin behouden blijven of wijzigen naargelang van de aard van de tekst. In de cantate BWV39 zijn de twee aria’s lyrische gezangen, zelfs licht dansant van karakter: een verdere aanmaning tot naastenliefde in Seinem Schöpfer noch auf Erden, voor alt, hobo en soloviool, en een danklied om Gods rijke gaven in Höchster, was ich habe, voor sopraan en blokfluiten.
In BWV46 komt echter een plotse stijlbreuk in de eerste aria: Dein Wetter zog sich auf von weiten, voor bas, strijkers en solistische trompet. De ingetogen blokfluiten ruimen hier plots de plaats voor een opdringerige trompet! De tekst geeft alweer de verklaring: het verdriet dat in het beginkoor domineert is het gevolg van de zondigheid van de mens, die zich moet voorbereiden op een streng oordeel wanneer hij volhardt in de boosheid. Deze heftige aria roept dit oordeel op, waarbij de trompet – het symbool van de koninklijke macht – voor Gods krachtige ingrijpen staat, dat hier wordt opgeroepen als een onweer, met storm en bliksem. De sfeer slaat echter weer om in de aria Doch Jesus will auch bei der Strafe, voor alt en opnieuw de blokfluiten, die instaan voor een vertroostende toon: de vromen mogen verzekerd zijn van Gods erbarmen. Ook in het slotkoraal dat elke cantate afsluit en waarin Bach meestal geen zelfstandige instrumentale partijen voorschrijft (die verdubbelen doorgaans de zangstemmen), staan ook hier de blokfluiten mooi op het voorplan met intermezzi tussen de zinnen van het koraal (O großer Gott,von Treu).
De koralen zijn de religieuze gemeenschapsliederen die elke protestantse gelovige van kindsbeen af aanleert. De tekst en de melodie van een koraal vormen de basis van heel wat van Bachs cantates. In de cantate BWV93 duiken in alle delen fragmenten van het koraal Wer nun den lieben gott läßt walten op, niet allen in het beginkoor, maar ook in de recitatieven en de aria’s. De identificatie van de gelovige met de religieuze boodschap is hier optimaal. Het thema van het Godsvertrouwen dat in het koraal wordt verwoord en verklankt doordringt in positieve zin het hele werk. De drie aria’s zijn daar typevoorbeelden van: Man halte nur ein wenig stille, voor tenor en strijkers, is een hoopvol gebed om Gods bijstand in moeilijke tijden; in Er kennt die rechten Freuden, een lyrisch duet voor sopraan, alt en strijkers (die tijdens de zang de koraalmelodie samen voordragen) blijft de vreugde nog ingehouden, maar in de slotaria Ich will auf den Herren schaun voor sopraan en hobo, breekt die zorgeloos uit: de opstijgende melodie in de hobo en de inzet van de sopraan spreken voor zich. De ‘opgang’ naar de zekerheid van God als toeverlaat blijkt ook uit de stemkeuze in de aria’s: die stijgt op van tenor via alt en sopraan naar sopraan.
— Ignace Bossuyt
Op 29.01.21 op kanaal 19 van Proximus Pickx, kanaal 99 van Telenet TV, kanaal 20 van Orange TV
Zo klinken enkele van Bachs cantates (onder meer Wer nur den lieben Gott lässt walten, BWV93) door Collegium Vocale Gent:
Dankzij het nieuwe gratis cultuurkanaal Podium 19 kunnen we je toch bedienen met je jaarlijkse shot Bach. Het integrale Wohltemperirte Clavier, cantates, suites en variaties van de Thomascantor komen jouw huiskamer binnen, en wij zorgen graag voor de nodige duiding die je toelaat om Bachs werk in alle diepte te kunnen ontdekken.