Goedenavond dames en heren,
Ik heb het genoegen u van harte welkom te mogen heten. Mijn naam is Alicja Gescinska; ik ben filosofe en schrijfster. En ik ben tevens de Seizoensdenker van Concertgebouw Brugge. Dat betekent dat ik af en toe een filosofische reflectie met u mag delen bij aanvang van een concert. Zoals vandaag dus. Zo dadelijk gaan we luisteren naar Der Tag des Gerichts van Georg Philip Telemann in uitvoering van il Gardellino.
Telemann was 81 jaar oud toen Der Tag des Gerichts in 1762 voor het eerst werd opgevoerd. Het was zijn laatste oratorium en tevens een van zijn grootste muzikale triomfen. De muze van zijn creativiteit had misschien het beste voor het laatste gespaard. De jaren van 1755 tot 1765 gelden voor velen als de gloriejaren van Telemanns creativiteit. Hij was met andere woorden de zeventig gepasseerd toen zijn kunst nieuwe hoogtes bereikte.
Hoewel Telemann Der Tag des Gerichts op hoge leeftijd componeerde, gaat er een opvallende frisheid, levensvreugde en vitaliteit van uit. De dag des oordeels vulde de Duitse barokcomponist blijkbaar niet met angst of twijfel, maar met vreugde en verwachting. Het lijkt alsof, met de dood die dichterbij komt, de liefde voor het leven nogmaals keer opbloeit.
Dat er ons na dit aardse leven een dag des oordeels wacht, is in onze tijd een heel stuk minder aannemelijk dan in die van Telemann. Maar dat betekent niet dat onze existentiële zorgen veel anders zijn. Ook al lijkt het voor velen onwaarschijnlijk dat onze ziel en onze daden op een metafysische weegschaal van goed en kwaad gewogen worden; toch maken velen van ons aan het einde van het leven wel de balans op. Heb ik goed geleefd? Heb ik goed gedaan?
Dat zijn vragen waar we in ons alledaags bestaan niet altijd bij stilstaan. We leven onze levens. Gewoonte en sleur zijn ons daarbij niet vreemd; de dingen gaan hun gang. Het leven is vaak voor een groot deel een beekje dat voortkabbelt. Maar er zijn ook van die momenten dat het leven van een kabbelend beekje in een kolkende rivier verandert. Het zijn momenten waarop we uit onze alledaagsheid worden opgeschrikt.
De Franse moraalfilosoof Vladimir Jankélévitch meende dat de mens voor een groot deel een sluimerend bestaan leidt. Dat hij zich te weinig bewust is van de mogelijkheden die het leven biedt. Dat hij te vaak met de handrem op leeft. Te veel zekerheid, te weinig carpe diem. Te weinig durf, te veel verveling.
Maar dan zijn er in elk leven breukmomenten, die Jankélévitch het avontuur noemt. Ze schudden ons uit ons sluimerend bestaan; het avontuur breekt de sleur van alledag. De dood is zo’n avontuur. De dood herinnert ons eraan dat onze dagen geteld zijn, dat we in het hier en nu moeten leven, want er is misschien nooit meer later. Hoe vreemd het ook klinkt: de dood doet leven. Of om het met de bekende woorden van de Welshe dichter Dylan Thomas te zeggen:
Do not go gentle into that good night, Rage, rage against the dying of the light
Thomas schreef deze zinnen bij de nakende dood van zijn vader. Hij spoorde hem aan om niet als een vlam braafjes te doven, maar tot op het laatste te blijven flakkeren in de wind van het leven. Grijp elk moment; leef ieder ogenblik. Zeker wanneer de laatste ogenblikken zijn aangebroken. Misschien is het niet toevallig dat het jaar 1755 als een keerpunt in Telemanns oeuvre geldt; dat hij zichzelf dan als kunstenaar opnieuw gevonden leek te hebben. In dat jaar stierf immers zijn oudste zoon. Misschien was het precies die dood die de componist deed heropleven?
Niet enkel de dood, maar ook de muziek was volgens Jankélévitch een avontuur en een breukmoment in het bestaan. Jankélévitch was naast filosoof een begiftigd pianist; en hij schreef ook enkele prachtige boeken over de kracht en betekenis van muziek. Muziek is een antidotum tegen de alledaagsheid van alledag; tegen de leegte van de ledigheid.
Ik denk – of dat wens ik u in ieder geval toe – dat iedereen wel zo’n ervaring heeft gehad die dat bevestigt. Soms horen we een stuk van zo’n schoonheid, dat ons zo aangrijpt, dat het ons doet verstillen om daarna intenser dan ooit op te leven. Toen ik voor het eerst het Benedictus uit Beethovens Missa Solemnis hoorde, was dat een breukmoment in mijn leven. Het leek alsof de concertzaal zich plots vulde met duizend zoete vlinders die uit de viool van de eerste violist opstegen. Mijn existentiële zorgen en vertwijfeling, de moeilijkheid en soms schijnbare zinloosheid van het bestaan, leken voor even in zichzelf op te lossen. Het was een moment waarop alles in zijn plooi leek te vallen. De wereld was mooi. De mens was goed. Het leven had zin. Echte schoonheid écht ervaren; dat is geen zintuiglijke, maar een zingevende ervaring.
Zulke ervaringen creëren een voor en na in ieders bestaan; daarom zijn het ook breukmomenten. Ze zorgen voor een metamorfose – om dat mooie woord nog eens te gebruiken, dat dit seizoen centraal staat in het programma van het Concertgebouw. Ze veranderen ons, omdat ze ons raken in de diepste kern van wie we zijn. Ieder mens is een project in wording; we zijn als mens nooit af, nooit volmaakt. We zijn de voortdurend schipperende wezens tussen wie we zijn en wie we kunnen zijn. De rol die muziek daarbij speelt – in de weg die we afleggen, in de mensen die we zijn – is niet te onderschatten. Mensen maken muziek, maar muziek maakt ook mensen. Muziek maakt het leven niet alleen aangenamer, maar ook zinvoller. Dankzij het avontuur van de muziek kunnen we voller in het leven staan.
Aan dit avontuur van de dood en de muziek moest ik ook denken toen ik de voorbije dagen meermaals op YouTube naar Der Tag des Gerichts luisterde. Dat had verschillende redenen. Uiteraard had dat ermee te maken dat het thema van de dood zo centraal staat in dit stuk. Ook had het ermee te maken dat Telemann het stuk op hoge leeftijd componeerde; alsof hij inderdaad niet zomaar in de goede nacht wilde wegglijden; alsof zijn muzikaal talent zich nog eenmaal vurig wilde verzetten tegen de eindigheid en hem zachtjes toefluisterde: rage, rage against the dying of the light. En ook had het ermee te maken dat ik die zingevende ervaring voelde, als bij Beethovens Benedictus.
Kunst verzacht de pijn van onze geworpenheid in de wereld; van onze existentiële eenzaamheid. Daarop wees ook Witold Lutosławski, een van de grootste componisten van de vorige eeuw. Ook voor de componist is de muziek een middel om de worsteling met het bestaan te doorstaan. In een van zijn dagboekaantekeningen omschrijft Lutosławski zijn luisteraars als zijn naasten, die de pijnen van het leven voor hem dragelijker maken, zelfs als ze hem niet persoonlijk kennen. Wat de luisteraar voor Lutosławski is, dat is de muziek voor de luisteraar: een verkenning van onze condition humaine die helend werkt. Ik citeer Lutosławski:
“De artistieke creatie kan een doorgronding van de menselijke ziel worden, en de resultaten van dit type doorgronding legt een pleister op een van de meest intense pijnen van de mens: de eenzaamheid.”
Kunst doet troost in treurnis vinden. Beethovens Benedictus en Telemanns Dag des Oordeels doen dat voor me; ze herinneren ons aan de hoop dat ondanks alle ellende en alle leed, het licht van het leven toch weer begint te schijnen.
Dames en heren, ik hoop dat u geniet van deze dag des oordeels; haal de vlindernetten van uw bonzend hart alvast boven. Weldra vult deze prachtige ruimte zich met de zeldzame schoonheid van duizend zoete vlinders. Dank u.