‘Mensen horen het niet vaak, maar in de witregels van elke column of tekst die ik ooit op de wereld afvuurde, kon je mij eigenlijk heel stilletjes horen fluisteren ‘ik zien u gère’. In het plat Kempisch weliswaar, want als ik het aller-, allereerlijkste ben, dan kan ik mijn afkomst niet verstoppen. Hoewel geboren in het land van duizend groene heuvels, rode wegen en sierlijke koeien met lange hoorns; hoewel onmiskenbaar dochter van Rwanda, heeft de rechterbovenhoek van Vlaanderen me echt gevormd. Dus als ik boos ben, of heel verdrietig of uitbundig blij, dan klink ik als een grietje uit de Kempen. Ik fluister dus telkens als ik kritiek geef op de maatschappij, hier bij ons of in de wereld over de grenzen heen, ‘ik zien u gère’. En in elke reactie op al dat geschrijf van mensen die even nadenken en het dan eens of oneens zijn en in gesprek gaan hoor ik, heel heel stilletjes (en soms moet ik extra goed luisteren): ‘och welle zien u ook gère menneke’. Want zolang we willen praten zonder schelden, durven twijfelen en her-denken, zien we elkaar in onze gelaagdheid. Als volwaardig mens, met een complexe identiteit.Mijn man studeerde in Brussel, maar zijn roots liggen in Lissewege en Brugge. Hij is in hetzelfde bedje ziek: kan perfect AN spreken (dat zelfs niet klinkt als gekuist West-Vlaams), maar als er een diepe emotie uit moet, dan begint die met ‘Moh how’ en niet met ‘Allez seg’. Schoon hoe taal en thuis en liefde en woede en alles wat ertoe doet, verbonden is met elkaar. En schoon hoe kunst, muziek in het bijzonder, al die losse flarden kan verbinden. Een universele taal die net als geuren en aanrakingen meteen naar de bron gaat van ons zijn. Toen ik tijdens de seizoensopening luisterde naar de arrangementen van Daan Janssens duurde het even. Mijn oor is getraind met hiphop, (neo-)soul, funk en kleinkunst. Dus het duurde even. Tot ik rustig werd en de zaal rondkeek, en het binnen liet komen. En opeens hoorde ik het heel heel stille gefluister: ‘Moh how’, ‘Allez seg’, ‘Amai m’n botten’, ‘Vree wijs’. Echte emoties. En toen ik nog wat beter luisterde, hoorde ik het in ’t plat Kempisch. En ik besefte opnieuw: wij zijn weer velen. Maar we zijn ook, als we dat willen, heel vaak één.
muziek is een universele taal
Dalilla Hermans praat en denkt samen met ons over hoe we weer velen zijn