Euphonia
Berlioz droomde niet alleen van een ideaal orkest, maar ook van een ideale stad. In een van zijn kortverhalen, Euphonia uit 1844, schetst hij een muziekparadijs, geleid door een muziekminnende keizer. Componisten konden er onbelemmerd concerten geven met slimme musici en verfijnde luisteraars. Op de tonen van die muziekstad leefden mensen van alle nationaliteiten harmonieus samen. Berlioz’ Euphonia kon niet verderaf staan van de koers die de wereld rondom hem nam. In 1848 brak in Parijs weer een revolutie uit. In een ijdele hoop op meer steun voor zijn muziek, koos Berlioz niet de kant van de revolutionairen maar van Louis-Napoléon Bonaparte die van de Franse Republiek een keizerrijk maakte. Intussen tierden nationalistische vijandschappen overal in Europa. Berlioz’ oude vooruitgangsoptimisme weg.
Alleen zijn geloof in de muziek bleef over.