Ga naar de hoofdcontent
Logo Concertgebouw Brugge
Logo Concertgebouw Brugge

Toelichting

- Trajal Harrell is niet alleen choreograaf en danser, maar ontwerpt ook het scènebeeld en het geluid van zijn voorstellingen, hij deelt graag een veelheid aan inspiratiebronnen en referenties, elementen, en texturen met het publiek.
The Romeo creëerde Harrell speciaal voor de iconische cour d'honneur op het festival van Avignon. Het is een poging om via allerlei (historische en imaginaire) dansen en rituelen terug te kijken op nog v oude dans, dans uit de oudheid.

The Romeo

In The Romeo gebruikt Trajal Harrell Shakespeare’s mythisch personage Romeo als vertrekpunt om het concept van een mythische dans te verkennen. Hoe zou zo'n dans eruit kunnen zien? Wie danst deze dans en bij welke gelegenheden? Hoe reist een dans(vorm) van plaats naar plaats en doorheen de tijd? Welke transformaties ondergaat hij onderweg? En hoe transformeert zo’n mythische dans de ruimte: welk effect heeft ze op wie eraan deelneemt en op het publiek?

De aanleiding voor Harrells zoektocht was de uitnodiging van Festival d'Avignon om een nieuw werk te creëren voor de cour d'honneur van het Palais des papes. Dat is de eerste, grootste en meest prestigieuze speelplek van het gerenommeerde theaterfestival: een mythische locatie met een lange, complexe geschiedenis,. Voor de imposante stenen achterwand van de cour d’honneur stelde Harrell een set donkerblauwe bogen op die een strak kader vormen voor het doorlopend (op)komen en (af)gaan van de dansers. Voor The Romeo brengt de choreograaf dertien performers samen met wie hij een (lange) geschiedenis heeft. Ze verschijnen en verdwijnen, presenteren zichzelf en defileren een reeks uitgekiende, persoonlijke looks, op een eclectische mix van klassieke en populaire muziek.

Trajal Harrell is niet alleen choreograaf en danser, maar ontwerpt ook het scènebeeld en het geluid van zijn voorstellingen, die vaak iets beeldends, sculpturaals hebben. In zijn dans is ruimte voor een veelheid aan inspiratiebronnen en referenties, elementen, en texturen. Meer en meer lagen verweven zich met elkaar om een imaginaire realiteit tot leven te brengen. Harrell nodigt de toeshouwer uit om een verhaal te creëren met de ingrediënten die op het podium worden aangereikt, om ze met elkaar te verbinden en, samen met de performers, een nieuwe dans en een andere soort dansgeschiedenis te verbeelden. Hij onderstreept zo de rol van het theater als de plek waar performers en toeschouwers samenkomen om samen iets te verbeelden, in het gedeelde hier en nu van een dansvoorstelling.

Wat als …?

Aan de basis van zijn choreografische praktijk ligt wat Harrell ‘historische verbeelding’ noemt. Geschiedenis is een constructie en elke vorm van geschiedschrijving gaat gepaard met verbeelding. Zijn afstand tot een historische dans of choreografisch oeuvre geeft de kunstenaar de vrijheid om er op zijn eigen manier mee aan de slag te gaan. Bovendien is dans vaak onzichtbaar. Het maakt zelden deel uit van de geschiedenis. Harrell zoomt in op deze lacunes – op bewegingen, lichamen, identiteiten en stemmen die zelden of nooit aan bod komen – en op de marges van de dansgeschiedenis. Zijn strategie opent mogelijkheden om op een andere manier aan geschiedschrijving te doen en om vorm te geven aan alternatieve dansgeschiedenissen. Door een dialoog te creëren tussen een diversiteit aan stemmen maakt Harrell onzichtbare verhalen en onbekende verbanden zichtbaar, over de grenzen van tijd, plaats en culturen heen.

In de reeks Twenty Looks or Paris is Burning at the Judson Church onderzocht Trajal Harrell het discours rond de postmoderne dans van de jaren 1960 in New York. Het werk van de Judson Church choreografen wordt gekenmerkt door een minimalistisch bewegingsvocabularium opgebouwd uit concrete handelingen en alledaagse bewegingen, vaak uitgevoerd door niet-professionele dansers. Yvonne Rainers ‘no manifesto’ was bijvoorbeeld een oproep om dans te strippen van onder meer virtuositeit, spektakel, en excentriciteit. Harrell contrasteert deze uitgepuurde bewegingstaal en authentieke presence op de scène met andere performatieve praktijken, waaronder de fashion catwalk en voguing. Door uiteenlopende benaderingen van beweging – en van de relatie tussen de (identiteit van de) danser en de dans – naast elkaar te plaatsen, maakt hij zichtbaar dat er identiteiten, performance-stijlen, connecties en verhalen zijn die onzichtbaar blijven in de dansgeschiedenis.

Hij begint elk project met het formuleren van een speculatieve vraag: wat zou er gebeurd zijn als de deelnemers aan de voguing-competities in de Harlem Ballrooms naar de Judson Church gegaan waren, of andersom? Deze ‘wat als’-vragen roepen telkens nieuwe vragen op. Zo ontstaan er (steeds groter wordende) netwerken van ideeën en figuren; een soort territoria om te ontdekken of in te verdwalen. Harrell werkt in onderzoeksperiodes van een tiental jaren en deelt zijn vragen met zijn publiek in reeksen van choreografische werken die telkens een andere vorm aannemen.

In 2013 vatte hij een nieuwe periode aan, waarin Japanse danser en choreograaf Tatsumi Hijikata (1928-1986) en strategieën geïnspireerd door de esthetiek van butoh een centrale plaats innemen. Butoh ontstond in Tokio in dezelfde periode als de postmoderne dans in New York en initieel was Harrell op zoek naar mogelijke links. In zijn eerste performances in deze reeks was het vertrekpunt: wat zou er gebeuren als hij Hijikata zou voguen?

Harrell zag butoh in de eerste plaats als een obscure dansvorm. In de conventionele dansgeschiedenis komen vrijwel uitsluitend West-Europa en de VS aan bod. Door de focus te verschuiven naar de Japanse avant-garde probeert hij deze geschiedenis verder te ontrafelen en te decentraliseren. Hij keert het perspectief om: wat wordt zichtbaar als we het modernisme en de moderne dans zouden bekijken door de lens van butoh? Zijn zoektocht leidt hem terug naar de oorsprong van de vroegmoderne dans aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw.

In The Romeo gaat Harrell nog verder terug in de tijd, naar oude dans, dans uit de oudheid. We vangen glimpen op van allerlei (historische en imaginaire) dansen en rituelen. De beelden die hij oproept, resoneren niet alleen met het overweldigend historisch kader van de cour d’honneur in Avignon, maar ook met de beelden die de naam Romeo onmiddellijk oproept: van de archetypische verleider, van romantiek, en van liefde die eindigt in een tragische dood. In recent werk exploreert Harrell thema’s als de dood, en rituelen rond rouw en herdenking. Dit is ongetwijfeld gelinkt aan zijn experimenten met butoh, een dansvorm die op een unieke wijze omgaat met tijd, tijdelijkheid, herhaling en vergankelijkheid, en waarin ook het fragiele, de dood, en het spectrale een belangrijke plaats innemen.

Dans gaat per definitie over verschijnen en verdwijnen. Wat blijft over van deze efemere kunstvorm? Hoe gaan we om met het verleden? Waaruit bestaat het verleden van (een) dans, hoe wordt dans overgedragen, en wat blijft over van een choreografisch werk, van de erfenis van een danser of choreograaf? Wat betekent het om te blijven dansen?

In The Romeo heeft het komen en gaan van de performers iets weg van een processie: een ritueel, een viering, of een rouwstoet. Dansers, bewegingen, objecten en kostuums circuleren en transformeren in een lange flow, een constante flux. Het publiek wordt uitgenodigd om zich te laten meevoeren door deze onophoudelijke stroom van fascinerende, gelaagde beelden.

De Zendelingen

Kijktip
Trajal Harrell is niet alleen choreograaf en danser, maar ontwerpt ook het decor, de kostuums, en het geluid. Meestal vertrekt hij vanuit de muzieklijst, die klaar is voor de repetities van start gaan. Hij verzamelt ook kleding en objecten die tijdens zijn voorstellingen op allerlei manieren transformeren in kostuums. Vanaf het prille begin van zijn carrière als choreograaf verkent hij de raakvlakken en historische connecties tussen mode en dans, en vormen de bewegingen en poses van modellen op de catwalk één van de belangrijkste inspiratiebronnen voor zijn dansvocabularium.