TORE DENYS OVER ADRIAAN WILLAERT
Tijdens Topstukweek Willaert reiken twee beroemde Roeselarenaars elkaar over vijf eeuwen de hand.
Met Dionysos Now! voert tenor Tom Tore Denys al enkele jaren een vurig pleidooi voor de historische Rumbekenaar, wiens stem en composities generaties beïnvloedden. Denys vertelt hoe Adriaan Willaert, na rechtenstudies in Parijs waar hij bij Jean Mouton de kneepjes van het muziekvak leerde, in de pauselijke kapel in Rome een eigen werk hoorde: ‘De zangers waren in de veronderstelling dat het prachtige Verbum bonum et suave van meestercomponist Josquin was, maar toen ze hoorden dat de jonge Vlaming de auteur was, wilden ze het niet meer zingen. Nu weten we erg weinig over Willaerts vroege carrière, dus zelfs de meest speculatieve anekdote was biografen welkom. Feit is wel dat de jonge Adriaan al snel de juiste contacten wist te leggen, via Mouton, via paus Leo X, via zijn muziek, en dat zie je later in zijn leven vruchten afwerpen. Zo vinden we Willaert enerzijds terug in de uitgebreide collectie brieven van kardinaal Granvelle, behalve een groot kunstliefhebber vooral de Habsburgse diplomaat die onder meer in de opstandige Nederlanden orde op zaken moest stellen. Anderzijds was hij in contact met Pietro Bembo, de invloedrijke humanist, die Petrarca en diens individualistische kijk op de mens weer voor het voetlicht bracht en zo een nieuwe culturele stroming mee in gang zette.´
‘Ik lees Willaerts Musica Nova als een fantastisch statement van een onafhankelijk artiest.’
Als Willaert dankzij onder anderen Granvelle in Venetië aan de San Marco terecht kwam, dan hielpen figuren als Bembo hem om zichzelf te blijven. ´Vanwege die bipolariteit ben ik zo in hem geïnteresseerd geraakt: Willaert de humanist was vanzelfsprekend in dienst van de kerk. Nooit werd hij tot priester gewijd, en hij was getrouwd met een zekere Susanna. Hij schreef heel vroom, heel katholiek, en toch bleef hij bezig met de wereld. Zo zette hij Infelix ego op muziek, een toen nog vrij recente tekst van de radicale, verketterde priester Girolamo Savonarola op basis van het Miserere. Willaert bewoog in humanistische kringen, zette teksten over de hoofse liefde die een persoonlijk relaas vertellen, terwijl de kerk juist een gevaar zag als mensen te individueel gingen denken. Willaert zat heel veilig in Venetië, hij was een goede muzikant, een deftige leraar (met massa´s beroemde leerlingen) die zijn stiel kende, tegelijk heel blij om onderdeel te zijn van een systeem waar hij gemakkelijk zijn gang kon gaan. Bovendien kon hij profiteren van alle invloeden waaraan Venetië blootstond, het was en is een unieke plek.’
Als topstuk koos Dionysos Now! voor Willaerts bundel Musica Nova. Die titel verwijst niet noodzakelijk naar een nieuwe stijl zoals bij Caccini’s Nuove musiche, maar eerder, heel simpel, naar Willaerts meest recente werken. Denys: ‘De inhoud combineert voor het eerst in een uitgave zowel madrigalen als motetten, en bovendien prijkt Willaerts portret op de cover. Verder moeten we niet over de componist denken als een grote vernieuwer, eerder als een schitterend hoogtepunt van een stijl die op z’n einde loopt … de barok klopt immers al zachtjes aan de deur. Verwacht dus geen lichte madrigalen vol tekstuitbeelding, maar intens uitgewerkte vier- tot zevenstemmige muziek. Ik denk dat we de goede sleutel hebben gevonden om die fabelachtige rijkdom bij het publiek te brengen, het helpt al dat we allemaal de mooiste melodieën mogen zingen. Willaert wilde op het einde van zijn leven duidelijk zijn opus magnum presenteren, en ik lees zijn Musica Nova dan ook als een fantastisch statement van een onafhankelijk artiest.’