In mei zou het GOLD-festival ons – ook weer met velen – binnenleiden in een van de meest fascinerende West-Europese muzikale schatkamers: de renaissancepolyfonie. Een van de 15e-eeuwse topstukken uit dit onuitputtelijke repertoire zou belicht worden: de Missa l’homme armé van Guillaume Dufay, de hoofdvertegenwoordiger van de eerste van vijf generaties componisten uit de Lage Landen die gedurende bijna twee eeuwen het muzikale landschap van West-Europa hebben bepaald. Deze mis werd omstreeks 1470 in Brugge gekopieerd. Toen had de componist zich al een tijd teruggetrokken in Kamerijk (Cambrai), waar hij tijdens zijn jeugd zijn muziekopleiding had genoten en in 1474 overleed. Heel wat jaren had hij in het buitenland doorgebracht als hooggewaardeerde zanger en componist. Tussen 1420 en 1440 was hij hoofdzakelijk actief in Italië, onder meer aan het pauselijk hof onder Martinus V en Eugenius IV. Wegens politiek gekonkel en religieuze conflicten was Eugenius Rome ontvlucht en verbleef hij enige tijd in Firenze, precies op het moment dat de architect Filippo Brunelleschi de laatste hand legde aan de fameuze koepel van de dom Santa Maria dei Fiori. Toen op 25 maart 1436 de kerk door de paus werd ingewijd, weerklonk een feestelijke gelegenheidscompositie van Dufay: het motet Nuper rosarum flores, een van zijn onbetwiste meesterwerken.
Het motet, een meerstemmige compositie op Latijnse tekst, was toentertijd een van de meest complexe muzikale structuren, een Franse erfenis uit de 14e eeuw. Wat Dufays oeuvre in het algemeen zo fascinerend maakt, is de synthese die hij realiseerde tussen dat Franse constructivisme en twee andere invloeden: de weelderige, lyrische melodische ontplooiing uit Italië en de welluidendheid of klankschoonheid van de harmonie, die tijdens de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) vanuit Engeland stilaan het vasteland veroverde.
Nuper rosarum flores is hiervan een prachtige illustratie. Kenmerkend voor een motet uit die tijd is de ontlening van een gregoriaanse melodie die in de laagste partij(en) weerklinkt, doorgaans in brede notenwaarden, als een plechtig fundament. Hier vertolken twee lage stemmen – vocaal of instrumentaal (bv. met trombones) – de toepasselijke melodie op de tekst Terribilis est locus iste (‘Ontzagwekkend is deze plaats’), namelijk de intredezang van het feest van de kerkwijding. Deze melodie wordt vier maal gezongen, telkens in een andere maatsoort, volgens een strikt mathematisch patroon waarbij de notenwaarden systematisch worden verlengd of verkort. Dufay voegt twee hogere stemmen toe die de tekst Nuper rosarum flores uitvoeren in prachtige, melodisch weelderige duetten. De Terribilis-partijen voegen zich in vier, door rusten afgescheiden fragmenten bij de bovenstemmen, zodat vier duetten (van de bovenstemmen) afwisselen met vier kwartetten (boven- en onderstemmen). Het meest opvallende kenmerk van dit grandioze werk is dat de vernuftige rationele constructie (waarover nog veel zou te zeggen zijn!) nergens de klankschoonheid en de spontane melodische ontplooiing in de weg staat, maar dat beide extremen elkaar als vanzelfsprekend aanvullen.
De tekst is een hulde aan Onze-Lieve-Vrouw, aan wie de kerk is toegewijd, en uiteraard aan de paus, die bij naam wordt genoemd: ‘Eugenius, de plaatsbekleder van Jezus Christus en van Petrus de opvolger’ (Vicarius Jesu Christi et Petri Successor Eugenius).
Ik beveel twee uitvoeringen aan: