Je bent geboren in Brugge, maar toch leidden heel andere wegen je naar het Concertgebouw.
Na mijn studies in Gent, woonde ik ook in Aalst en Brussel, om in 1996 terug te keren naar mijn geboortestad. Enkele jaren later verrees het Concertgebouw, maar het zat niet in mijn vizier. Pas in 2013 ergens stapte ik hier voor het eerst binnen, en wel door twee specifieke deuren. De eerste deur was die van andere culturen. Tijdens mijn tijd in Brussel, vond je me heel vaak in de AB voor concerten van Balkanmuziek of Arabische en oosterse ensembles. Toen Goran Bregović in de Concertzaal zijn opwachting zou maken, wist ik: daar moet ik bij zijn! Het werd een legendarische avond. Vervolgens kwam Jordi Savall – met een dialoog tussen christelijke, joodse en islamitische muziek – op mijn pad. Via de interesse in andere culturen, zangstijlen, toonaarden en klankkleuren waaide ik hier binnen.
Er was ook een tweede deur die je hier binnenbracht?
Dat was het MA Festival, en dan vooral de kans om dankzij de kleine concertjes van VéloBaroque en de dag in Lissewege te leren proeven, je smaakpalet te ontdekken. Mijn tweede deur was dus de oude muziek, en dan liefst het vocale repertoire, met teksten die je sneller naar de dieptes van een werk leiden.
‘Vertrek bij de ontdekking van muziek en dans van een veilig pad. En een keer je je kompas hebt afgesteld, je route kent en weet welke sporen te volgen, wordt verdwalen héérlijk.’
En intussen gingen talloze andere deuren en ramen open?
Jazeker! Ik hou enorm van festivals als GOLD en SLOW, die je ook weer uit het Concertgebouw lokken en andere locaties en formats voorschotelen. Dans was al lang mijn dada, maar dan wel liefst met veel volk op het podium. Minimal music is een verademing: Terry Riley, Philip Glass, maar ook de weergaloze Julius Eastman die ik vorig seizoen ontdekte. Voor het grote symfonische repertoire moet ik het meeste moeite doen. Maar je kan bogen op een ervaren gids om ook het ijzeren orkestrepertoire stilaan te doorgronden. Ik volg inderdaad al drie jaar lessen muziekgeschiedenis en muziekcultuur in het Brugse conservatorium, bij Arne Deforce. Hij kiest er echt de stukken uit die een synthese vormen van waar de componisten voor staan. Hij reikt kapstokken aan om beter en anders te kunnen luisteren. Het gaat niet over mooi of niet, maar over: ‘wat hoor ik, hoe komt dat op mij over, en waarom zou de componist dat zo gedaan hebben?’ Ook de inleidingen van het Concertgebouw – die ik iedereen aanbeveel –stellen die vragen.
In jou schuilt duidelijk ook een gids, want je noteerde wat fijne tips voor wie hier minder makkelijk langskomt. Deel ze met ons!
Dit is alvast wat werkt voor mij, maar ieder bepaalt natuurlijk zijn eigen pad.
Leen D’hondt