Enkele van Bachs cantates behoren tot het type van het oratorium, waar een bijbels verhaal aan de grondslag ligt. Typisch voor het oratorium is het optreden van reële, aan de Bijbel ontleende personages. Het bekendste oratorium is het Weihnachts-Oratorium (BWV 248, 1734-35). Voor twee andere liturgische hoogdagen componeerde Bach eveneens een oratorium: voor Pasen (1 april 1725 - Oster-Oratorium, BWV 249) en voor Hemelvaart (15 mei 1838 - Himmelfahrts-Oratorium BWV 11).
Het Oster-Oratorium is een overwegend feestelijke cantate voor de herdenking van Christus’ verrijzenis. De bezetting van het oratorium bestaat uit strijkers, drie trompetten, pauken, twee hobo’s, traverso, fagot en basso continuo. De handeling is samen te vatten als volgt: Petrus en Johannes haasten zich naar het graf, waar Maria Jacobi en Maria Magdalena al zijn aangekomen om Jezus’ lichaam te zalven. Het graf is echter leeg, want Christus is verrezen. Petrus vindt de zweetdoek. De vrouwen hopen Jezus snel terug te zien. Johannes roept op tot vreugde om Jezus’ opstanding.
Ik bespreek hier de instrumentale inleidingsdelen en het beginkoor Kommt, eilet und laufet.
Sinfonia
(0:06 – 4:07)
Het oratorium begint met een feestelijke instrumentale inleiding, een vreugdedans in een levendige maat van drie, waarin strijkers, trompetten met pauken, twee hobo’s, fagot en basso continuo uitbundig musiceren.
Adagio
(4:08 – 7:28)
De vreugde om de opstanding wordt echter getemperd door het verlies van Christus. Dit verdriet verklankt Bach in een van zijn vele emotioneel aangrijpende instrumentale soli voor een van de houtblazers (hobo, traverso, blokfluit). In de oorspronkelijke versie schreef Bach een hobo voor, in latere uitvoeringen verving hij die door traverso (zoals ook in deze uitvoering). Het lamento, de ontroerende klaagzang van de solist, ontplooit zich op een constant herhaald ritmisch patroon van vier noten in de strijkers, als een droefgeestige stap.
Koor Kommt, eilet und laufet
(7:32 – 12:23)
Maar de vreugde om de verrijzenis domineert opnieuw in het aansluitende koor, met dezelfde instrumentale bezetting van de sinfonia, met toevoeging van stemmen:
Kommt, eilet und laufet, ihr flüchtigen Füße,
Erreichet die Höhle, die Jesus bedeckt!
Lachen und Scherzen,
Begleitet die Herzen,
Denn unser Heil ist auferweckt.
Komt, loopt in ijltempo, gij vliegensvlugge voeten
op weg naar de spelonk, die Jezus bedekt!
Lach en scherts
vergezel onze harten,
want ons heil is opgewekt.
Dit koordeel correspondeert perfect met de Sinfonia en toont een duidelijke muzikale verwantschap. In de behandeling van de tekst geeft Bach zich duidelijk over aan het jubelende karakter, met nadruk op de woorden eilet, laufet, lachen, Heil.
Telkens weer slaagt Bach erin om de extremen van vreugde (de delen 1 en 3) en verdriet (deel 2) op een overtuigende manier te verklanken zodat de luisteraar vanaf de eerste noot in de gewenste stemming wordt verplaatst.
De partituur van het Oster-Oratorium is hier te vinden.