‘Toen ik voor het eerst de tuin en zalen van het Gezellemuseum binnenstapte, begonnen de ideeën voor Murmuration II me om de oren te vliegen: de opgezette vogels en dichtbundels in het museum, de prachtige oude boom in de tuin ... Het was ook hier dat deze ideeën later, op een regenachtige middag eind 2020, werden besproken met het oog op een concert.
Het resultaat daarvan is Murmuration II (‘zwerm’ in het Engels), een compositie voor vocaal ensemble, gebaseerd op de betoverende bewegingen van spreeuwenzwermen, op poëzie van Guido Gezelle. Zijn rijke taalgebruik over vogels en de natuur is een bodemloze bron van inspiratie voor de tekstkeuze geweest. En waar anders zou Murmuration II zo tot zijn recht komen dan in de tuin van deze getalenteerde ‘natuurdichter’!
Vogelzang is een fenomeen waar ik nu al een tijdje in verdiep voor mijn componeerwerk. Een van de redenen waarom ik als componist graag met vogelgeluiden werk, is dat deze een muzikale inhoud verschaffen die niet alleen inclusief, maar ook cultureel en historisch neutraal is. Dit is niet zo bij de meeste hedendaagse klassieke compositie, aangezien die eerder exclusief is en naar zichzelf verwijst. De natuur daarentegen is ongecompliceerd en blijft altijd relevant, ook voor de mens. Met mijn composities probeer ik bij te dragen aan de maatschappij door mensen via muziek opnieuw in contact brengen met de natuur. Daarnaast is een openluchtconcert ook heel actueel en veilig in tijden van de huidige pandemie.
Voor dit project heb ik nauw samengewerkt met Jannes Desmet, mijn assistent/leerling. Hij hielp me onder andere met de tekstkeuze en het maken van de partituur, opnames en vertalingen. Verder dank ik Paul de Lusignan en Joseph Kay. Mijn composities over vogelzwermen zijn geïnspireerd door Jan van IJkens The Art Of Flying.’
‘Vogels zijn de meest populaire groep in het dierenrijk. We voeren ze en temmen ze en denken dat we ze kennen. En toch bewonen ze een wereld die eigenlijk nogal mysterieus is.’
– David Attenborough
‘Voicing the Dawn wil menselijke resonanties laten delen in de geluidswereld van vogels. De compositie is gebaseerd op het luisteren naar het dageraadkoor, beginnend met een eenzame merel die ongeveer een uur voor zonsopgang in de stille duisternis zingt en geleidelijk uitgroeit tot een collectief geluid van een bont gezelschap tegelijk zingende vogels bij zonsopgang. In samenwerking met geluidskunstenaar Ruben Nachtergaele hebben we in het vroege voorjaar individueel een reeks opnames gemaakt bij zonsopgang op twee verschillende landelijke locaties in Wallonië. Het hercomponeren van de vogelzang in Rubens studio leidde tot een selectie van zes zangvogels en hun uitingen. In de volgorde waarin ik ze hoorde, werkten we de vogelgeluiden uit tot een dageraadminiatuur in de vorm van een soundscape (te horen via luidsprekers). Met behulp van deze soundscape om een idee te geven van het echte werk, heb ik enkele maanden besteed aan het leren en proberen om dezelfde nummers te noteren en zo een vocaal stuk te creëren voor een ensemble van solostemmen met optionele partijen voor een grotere groep.
De zangers zijn als vogels door de ruimte verdeeld en zingen dezelfde intens korte zanguitbarstingen die in de echte soundscape te horen zijn. Zingen als een ensemble van solisten voor hogere stemmen (zoals de dageraadvogels die ik heb geselecteerd doen), elke solist neemt een van de vogelliederen op zich, maar zingt de liederen in menselijke tijd en valt samen met hetzelfde lied dat in zijn oorspronkelijke vorm gehoord wordt, in de soundscape zoals geregisseerd door de dirigent en volgens een tijdcode in hun partituur.
Het lied van de winterkoning is bijzonder melodieus, maar kan alleen worden gehoord als het wordt vertraagd om de vrij vloeiende, zangachtige melodie te onthullen die herinnert aan Messiaens associatie met vogelgezang en de neumen van liturgisch gezang. Dit is de basis van de partij voor een groep lagere stemmen als een kalme cantus firmus in schril contrast met de winterkoninkje-solist die op hoge toon en zo dicht mogelijk bij de snelheid van de echte vogel zingt.
De versie voor solozangers kan ook worden uitgebreid voor grotere gezelschappen. Voor de vink is er bijvoorbeeld een reeks uitbarstingen voor de vink-solist, en voor de volledige koorversie hebben de ‘vink ripieno’-zangers die door de dirigent zijn toegewezen dezelfde muziek om te reageren op de solist op een afstand maar binnen gehoorsafstand. De ripieno kan kiezen op welke uiting hij reageert (zoals vogels doen), of ze delen met een collega en het effect moet spontaan en vluchtig zijn.
Ik heb zowel affect als tempo aangegeven. Gebaseerd op de extreme snelheid van vogelgezang zijn de solo's erg kort en intens en kunnen ze zo snel mogelijk gezongen worden, maar zonder een scherpe aandacht voor alle details in de zang te ondermijnen. Grote sprongen in toonhoogte liggen wellicht buiten het bereik van de zangers, en terwijl ze streven naar noten op de grenzen van hun bereik moet de afwisseling tussen verschillende delen van hun stem mogelijk blijven zonder gehaast te voelen of te klinken, ook al is de muziek extreem en zeer virtuoos, zozeer dat ze buiten ons menselijke bereik ligt.
Voicing the Dawn, een samenwerking met geluidskunstenaar Ruben Nachtergaele, werd gemaakt in opdracht van Ex Cathedra en ging in 2019 in première in de kathedraal van Hereford, onder leiding van Jeffrey Skidmore. De herziene versie ontstond in opdracht van Concertgebouw Brugge en ging in première in de tuin van het Gezellemuseum september 2021 door Pluto Ensemble, onder leiding van Marnix de Cat.’
Rond het aanbreken van de 15e eeuw verliezen de oude hoofse liedvormen ballade, virelai en rondeau terrein ten gunste van het chanson, een meerstemmig genre dat zijn wortels heeft in de geleerde polyfonie van de renaissance. Het weefsel wordt rijker, de thema’s ‘menselijker’ en de farce vindt er gaandeweg ingang. Clément Janequin geldt bij uitstek als een ‘vrolijk’ componist, zeker voor wie de opnames kent van het ensemble dat zijn naam draagt. Klankeffecten, sprekende tekstuitbeelding, spelen met de grens van het fatsoenlijke: het hoort er allemaal bij, en het publiek smulde ervan.
In zijn Chant des oiseaux roept Janequin de luisteraar wakker: het is de eerste dag van mei, laat de vogels het voorbeeld zijn, geniet van het leven en vind een partner … voor het leven of voor een dag, dat schrijft hij niet voor. Lijsters, nachtegalen en een koekoek maken hun opwachting in een klankspel dat de luisteraar verwonderd moet hebben. Toch zou Le chant des oiseaux meer kunnen zijn dan een bijzonder effectieve, komische stilering van de natuur. Sommige onderzoekers lezen tussen de regels sporen van een conflict waarin Janequin was verwikkeld met een collega. Maar dat verhaal kunnen we vijf eeuwen later niet meer goed verstaan.