’Het zou een goede openingszin zijn van een theaterstuk’, lachte de man naast me. Ik stond in de backstage van het theater. Onderweg van het station vond ik een vogeltje op de grond. Ik wist toen nog niet dat het een koolmees was, die waarschijnlijk de vergiftigde rups van een buxusmot had gegeten. Ik was bijna op het beestje gaan staan. Het was duidelijk ziek, maar nog niet dood. Ik wist niet goed wat te doen, dus nam het in mijn hand en besloot het mee te nemen, en water te geven. Ik fantaseerde al hoe ik Vlaanderen vanaf nu zou afreizen met een schattig vogeltje op mijn schouder. Ik noemde haar Jaqueline. Ze zag eruit als een Jaqueline, met haar bolle kaakjes en slaperige oogjes en haar kopje diep tussen de schouders, wantrouwig rond spiedend. Ik kende ooit een vrouwtje die met net dezelfde slaperige, wantrouwige blik in haar voortuin de buurt gadesloeg.
Jaqueline was dood voor ik het theater bereikte. Vredig ingeslapen in mijn klamme hand. Iedereen die het dode beestje zag, speculeerde wat er misging. Misschien was ze uit een nest gevallen? Had een auto haar aangereden? Misten haar jonkies haar nu, omdat ik haar had meegenomen? Was ze uitgeput van haar vlucht uit het Zuiden? Was ze helemaal geen zij? Het kostte ons geen moeite om een verhaal te bedenken over het kleine dode vogeltje. Toen ik een uur later verzuchtte dat het toch jammer was van die vogel, sprak die man die gevleugelde woorden. En ik bedacht, veel later, hoe simpel het was voor iedereen om tig identiteiten te bedenken voor een dode koolmees. Dat komt omdat wij allemaal tig identiteiten hebben. Ik ben weer velen. U ook. We zijn velen. De echte Jaqueline was ook velen. Een vrouw, een moeder, een grootmoeder, een weduwe, een bezorgde burger, een roddeltante, een gezellig mens, ook. En die veelheid aan deel-identeiten zat op dat krukje een beetje nors te wezen. Wie we allemaal zijn, is onlosmakelijk verbonden met hoe we naar de wereld kijken. Mijn blik is anders dan die van haar. Vast anders dan die van u ook. Thank god. Als we niet velen zouden zijn, zou er geen kunst bestaan. Als we niet allen gelijkwaardig anders en nog eens anders en nog eens anders zouden mogen zijn, zouden we nooit dansen, zingen, schrijven, spelen. Dan hadden we elkaar niets te vertellen.
Zelf een andere blik op klassieke muziek ervaren?
Meer Dalilla Hermans de komende maanden: