Ga naar de hoofdcontent
Logo Concertgebouw Brugge
Logo Concertgebouw Brugge

Interview met Dans in Brugge-Maker Michiel Vandevelde

Interview met Dans in Brugge-Maker Michiel Vandevelde
©Bea Borgers

Michiel Vandevelde over The Rise, Transitional Dance en Out of Hands


Je staat in het voorjaar met drie verschillende voorstellingen in Brugge. Alle drie nieuw werk. Wat betekent choreograferen voor jou in dit stadium van je leven? 

Ik balanceer op de grens tussen choreograferen en regisseren. Ik denk niet dat ik een heel uitgesproken choreografische signatuur heb. Als ik mijn signatuur zou definiëren, heeft die veel te maken met het herinterpreteren van sociale dansen - of ze nu komen van sociale media of Europese historische dansen. Voor mij betekent choreograferen: herstructureren, herbekijken, of herdenken van wat dans en sociale dans is. Maar is dat choreograferen of regisseren? Daar zit een dunne grens, vind ik. 

Mijn voorstellingen zijn geen klassieke dans, er is altijd een vorm van theatraliteit aan verbonden. Ik had het erover met dansers met wie ik werk. 'Veel choreografen regisseren meer materiaal dan dat ze echt choreograferen,' zeiden ze. ‘Ben ik dan wel een choreograaf’, bedacht ik me, ‘of eerder iemand die vormgeeft?’ Want echt dansmateriaal creëren doe ik zelf amper, al vanaf het begin. Hoewel, dat klopt niet helemaal. De frase die ik maakte voor Antithesis hergebruikte ik in Andrade, Our Times, en The Goldberg Variations. Maar die basisfrase is dan weer een toe-eigening van een dansbeweging uit populaire videoclips uit 2012. Het was de tijd dat Gangnam Style en gelijkaardige bewegingen voor het eerst viraal gingen. Nu staat TikTok er vol van, maar toen was het de eerste keer. Dat materiaal gebruikte ik dus als een nieuwe vorm van sociale dans om uit te zoeken: wat is dans eigenlijk? Hoe kan dans ook een sociale functie hebben, los van de individualiteit van sociale media? Die vraag is daar ontstaan. Al mijn choreografisch werk heeft daarmee te maken. 

 


Is je kijk op choreografie geëvolueerd? 

Mijn kijk op het potentieel van choreografie is geëvolueerd. Daar zijn Infinite Dances en Transitional Dance mooie voorbeelden van. Hoe kan choreografie niet enkel iets zijn dat op een bühne plaatsvindt, als representatie van bepaalde emoties of van een concept? Hoe kan het ook iets worden dat beleefd wordt door een gemeenschap? Hier is mijn kijk op choreografie verschoven. Wanneer ik naar dansers kijk, denk ik vaak: ‘Ik wil wel meedoen.’ Zelfs al vind ik de voorstelling misschien niet zo goed,  denk ik dat ik het veel beter zou vinden als ik mee zou kunnen doen. Als danser weet ik dat je volledig wordt ondergedompeld in de choreografie als je meedoet, omdat dat echt resoneert met de energielevels van je lichaam. Als toeschouwer kan je kijken naar repetitieve voorstellingen en denken: not for me

'Hoe kan choreografie ook iets worden dat beleefd wordt door een gemeenschap?'


Hoe uit zich die evolutie in je kijk op choreografie? 

Ik denk dat de plaats waar de choreografie opgevoerd wordt belangrijk is. Je kan alle mogelijke concepten verzinnen over de socialiteit van dans, maar als je het niet in praktijk brengt, is het pure representatie. Dat wordt na een tijd ook te gemakkelijk. Hoe maak je verbinding met het publiek vanuit de ervaring? Precies door die verbinding wordt de grens tussen deelnemer en publiek opgelost. Infinite Dances is geen uitzonderlijk goede voorstelling, maar eraan deelnemen is een heel andere ervaring. Dan bouw je een gemeenschap. In Leuven is dat heel goed gelukt, dankzij 30CC en hun begeleiding van de groep achter de schermen. 


Je bent van Leuven, en er zit een innemend verhaal achter die voorstelling.

Ja, mijn moeder woonde in Leuven (nvdr: de dans is gebaseerd op drie video’s, die Michiel erfde na haar overlijden, waarop zijn moeder danst). Veel van haar oude vrienden en vriendinnen doen mee en zitten in die groep. Dat is een vorm van herdenken. Maar je kan dat fel uitbreiden, omdat iedereen wel wil kunnen meedoen. In Brugge, voor mijn nieuwe productie Transitional Dance, waren er al een maand geleden een twintigtal inschrijvingen. Dat is veel meer dan toen we in Leuven begonnen - toen hadden we er zeven. Er lijkt dus wel een soort nood te zijn. Of toch minstens een interesse in het begin en dan misschien daarna een noodzaak om te ontdekken wat het kan betekenen in ons leven om in zo’n ritueel te stappen.




Je gebruikt én klassieke én hedendaagse muziek. Nu, in Out of Hands, ga je voor heavy metal, maar eerder creëerde en danste  je ook op The Goldberg Variations, Le Sacre du Printemps … Binnenkort is er première van The Rise, een hedendaagse opera van Eva Reiter met Ictus. Zie je ook een evolutie in de rol van de muziek?

De muziek in Out of Hands is experimental heavy metal. Dat is meer hedendaags, op het randje. Qua muziek ben ik heel eclectisch. In The Goldberg Variations ging het vooral om de historische referentie aan danser Steve Paxton, minder om de muziek. Maar er is sindsdien wel een groeiende interesse in de rol van de muziek zelf. Muziek was vroeger minder een vertrekpunt, terwijl daar nu een shift is - daarom ook de opera met Eva, en de heavy metal.


En de rol van de dansers? 

Ik heb altijd op verschillende sporen gewerkt. Enerzijds met professionele dansers, maar even vaak, zelfs vaker, met niet-professionele dansers of performers. Daar zit niet echt een evolutie in, veeleer een nieuwsgierigheid. Je hebt voor- en nadelen met beiden. Met professionele dansers kun je op hoog niveau op bewegingsmateriaal werken. Met niet-professionelen is de sociale laag veel belangrijker, daar moet je andere oplossingen zoeken voor mogelijke technische tekortkomingen. Bijvoorbeeld: iets choreograferen op tellen gaat niet, dat is dus een technische beperking. En dat is niet erg. Toen ik The Goldberg Variations maakte, bijvoorbeeld, was dat erg op tellen gebaseerd. Bij Infinite Dances niet meer, want anders ben je te veel aan het nadenken. Zo ontwikkel je verschillende strategieën om met verschillende mensen samen te werken. 

Misschien nog het meest interessante is dat ik door te werken met niet-professionelen ook anders ben gaan werken met professionele dansers. Professionelen waren voor mij lichamen die getraind zijn, producten bijna, een materiaal waarop je choreografie schrijft. Dat was mijn gedachte in het begin. Dan liet ik natuurlijk heel de sociale laag links liggen, waar ik toen ook feedback over heb gekregen van mijn dansers. Terechte feedback.

Door te werken met niet-professionelen leer je veel meer, want daardoor zoek je automatisch die sociale laag. Omdat die belangrijk is. Je moet je groep componeren. Bij professionele dansers ga je ervan uit dat er een niveau van professionaliteit is. Zelfs als die groep niet werkt, you make it work. Maar dat is een verkeerde manier van denken - een die wél honderden jaren heeft bestaan. Als choreograaf heb je altijd de verantwoordelijkheid om een groep te doen werken. Het is een evolutie die je meekrijgt, al dan niet in je opleiding, door het kijken naar anderen. Dat was een grote shift. Het gaat echt meer over de menselijkheid in een proces. Hoe je probeert met die dansers te werken, jij als choreograaf en zij onderling, omdat je die sfeer creëert. In al mijn evoluties heb ik veel geleerd - ook van de professionele dansers. En ik leer nog steeds. Dat is wel mooi, want dat is een soort van... niet horizontalisering, niet iets theoretisch, maar een aanvoelen, een uitwisseling. 

'In al mijn evoluties heb ik veel geleerd - van professionele en niet-professionele dansers. En ik leer nog steeds.'


Licht en kostuums. Kan je daar wat over zeggen? 

Licht doe ik altijd zelf. Het is een guilty pleasure. Ik hou ervan. Die laatste weken als je het licht erbij kunt zetten, vind ik fantastisch. En het lukt altijd. Maar ik heb wel altijd een technieker nodig om het effectief te programmeren. Het lichtplan maken, welke spot, welke kleur … Dat maakt het mooi: emoties hebben bepaalde kleuren. Ik heb het altijd een beetje gek gevonden dat kunstenaars dat kunnen loskoppelen. Het bepaalt je voorstelling zo hard! Veel kunstenaars doen het zelf, want licht heeft zo’n impact op wat je ziet en hoe je het ervaart. Meer nog bij dans dan bij theater, daar moet je vaak van voren licht zien en een beetje tegen. Dat is heel anders bij dans: we hebben niet veel op scène staan, hebben vaak geen decor. Maar we hebben licht en daarmee kleur je de scène. En licht zelf is magisch natuurlijk. 


Wat beschouw je als het DNA van je werk? Wat zijn de constanten? 

De oorspronkelijke vraag die er voor mij toe doet, is: hoe kunnen we een andere sociale, politieke, economische verbeelding ontwikkelen? Ik ga vooral over het sociale, want economisch kan ik niet zoveel betekenen. Maar met het sociale dansen kun je vanuit dans een andere verhouding tot de werkelijkheid ontwikkelen. Ik denk dat dat de kern is van waarnaar ik op zoek ga, of misschien succesvol in ben? I don't know. Misschien is dat voor het eerst gebeurd met Infinite Dances. Als je het hebt over een fundamenteel punt, een mijlpaal, dan is Infinite Dances er een. 


Met Transitional Dance zet je nu een volgende stap?

Ja. Voorstellingen zijn voor mij een punt in een groter proces van mijzelf als persoon, als kunstenaar. Dat is bij elke kunstenaar het geval: je maakt iets en het volgende dat je creëert, bouwt verder op wat je daarvoor hebt gemaakt. Een soort studiopraktijk die publiek wordt. Is dat een gevaar? Nee, dat is goed.

'Podiumkunst mag oneindig politiek zijn.'


Hoe politiek mag of moet podiumkunst zijn? 

Het mag oneindig politiek zijn. Daar is geen restrictie in. Maar het is eerder in de manier waarop je werkt, collectief of niet, je hebt gewoon heel veel mogelijkheden. Bij mij fluctueert het. Ik denk dat ik vroeger explicieter politiek was dan tegenwoordig. Ik denk dat daar een verschuiving in zit, en ik zat daar zelfs mee. The Rise is bijvoorbeeld niet politiek, daar zit geen politieke boodschap in. Tegelijkertijd gaat het over wie toegang heeft tot welke wereld, en dat is inherent politiek. Wij begrijpen de gebarentaal van de dove jongen op de speelvloer niet. Maar mensen die doof zijn, horen anders. Ze hebben geen toegang tot de muziek die wordt gespeeld; zij begrijpen het verhaal, wij horen de muziek. Daar gaat die voorstelling over: dat wij leven in verschillende werelden. Hoe jij de wereld ziet, is anders dan hoe ik de wereld zie. Dus ik denk dat het gaat over een meer fundamentele vorm van politiek. Hoe sta je in de wereld en hoe open is je blik om te begrijpen dat mensen ook op een andere manier in deze wereld kunnen staan? En hoe kan ik iets veranderen in die samenleving, in mijn gemeenschappelijkheid? Ik denk dat het op dit moment vooral gaat over een openheid behouden. 

Interview door Mia Vaerman, 
Brussel, 30 januari 2025

Michiel Vandevelde in het Concertgebouw
 

 

Deel dit nieuwsbericht