‘Vrouwen uit de Bijbel’ is de titel van de editie van het National Geographic-magazine dat ik in de krantenwinkel van het station van Brugge koop op een zonnige zomerochtend. Terwijl hij de klant voor mij bedient, zie ik dat de man achter de kassa met een schuin oog naar het magazine in mijn hand kijkt. Als ik aan de beurt ben, zegt hij lichtgeraakt: ‘En de mannen dan? Worden die overgeslagen?’
Even sta ik perplex. Het is niet dat ik van deze Vlaamse, witte man van ongeveer vijfenzestig verwacht dat hij een hardcore feminist zou zijn, maar dit zag ik toch niet aankomen. ‘Het gaat in de Bijbel toch meestal over mannen?’ kaats ik met een brede glimlach terug. ‘Mannen zijn toch de protagonisten en de sprekers? En ze schreven de verhalen op. Denk maar aan Jezus zelf, Petrus, Johannes, Matteüs, Judas …’, probeer ik nog. Een antwoord heeft de man hier niet op, maar dat hij niet overtuigd is door mijn betoog, is duidelijk. Hij pruttelt nog wat over dat alle tijdschriften in zijn winkel zich op vrouwen richten. Ik kijk om me heen en zie rechts van me covers van mannenbladen, maar ik besluit het hierbij te laten. Vrouwen lezen meer dan mannen, zeggen de statistieken inderdaad, maar ik wil graag mijn trein naar Brussel halen. Terwijl ik naar het perron loop, denk ik na over vrouw-zijn in België, vrouw-zijn in Nederland en vrouw-zijn op Mallorca – waar de vrouw des huizes ‘sa Madonna’ heet en binnenshuis de baas is en de man – meestal – buitenshuis aan zet is. Ik denk na over hoe het voelt om een Vlaamse Zwarte queer vrouw te zijn. En over de verschillende ervaringen die dat teweegbrengt in België, Nederland en Spanje – de drie dominante landen van mijn biografie.
Zwart, vrouw en me identificerend als queer vink ik drie identiteiten aan die me kwetsbaarder maken dan – laten we zeggen – de meneer in het station. Als ik daar mijn arbeidersachtergrond en medisch verleden aan toevoeg, zijn we helemaal op dreef. En toch voel ik me nooit aangevallen als een artikel over mannen gaat – want het patriarchaat is leidend, dat ben ik gewend. Dus dat de verkoper zich zo tekortgedaan voelde, is toch op zijn minst interessant te noemen. In de trein luister ik muziek die mijn compassie aanjaagt en schrijf ik verder aan mijn essay over Toni Morrison – de schrijver en Nobelprijswinnaar die in haar oeuvre vaker personages met namen van bijbelse vrouwen opvoert.
Muziek is onze houvast tijdens deze uitdagende tijd, een schuilplek, een geneesmiddel.
Later zit ik in het publiek bij Mannelijkheid in crisis in Den Haag: een gesprek tussen drie fijne mannen die duidelijk hun mannelijke en vrouwelijke kwaliteiten in balans hebben. Mannen die zich sensitief en empathisch uitdrukken – een uitermate prettig gesprek om getuige van te zijn. Totdat een van de mannen vertelt over hoe hij zijn mannelijkheid onderzoekt door deel te nemen aan mannencirkels en de vrouwelijke moderator daarop lacherig reageert. Ik zie de man in kwestie schrikken en zich meteen iets defensiever opstellen. Pijnlijk omdat hij net een poging deed om kwetsbaar te zijn. Ik denk terug aan ‘mijn’ Brugse krantenverkoper en vraag me af hoe we onszelf en onze kinderen kunnen vrijmaken van dit soort dwingende communicatie-dynamieken? Hoe kunnen we bijvoorbeeld luisteren losweken van het stempel ‘vrouwelijke kwaliteit’? En wat betekent vrouw-zijn als we liever niet zogenaamd ‘assertief mannelijk’ willen communiceren om gehoord te worden, maar ons ook niet willen beperken tot knikken en zwijgen. En wat met het opgelegde, aangeleerde en doorgegeven patroon van ‘Sois belle et tais-toi’.
Ook in de (klassieke-)muziekwereld – en gelukkig in mindere mate – in de danswereld is het dominante narratief nog steeds leidend. Intersectionaliteit – of kruispuntdenken – is in orkestbakken en grote concertzalen nog lang geen algemeen begrip. En het is niet zo dat dit pas recent een issue is. In een gesprek voor de BBC in 2014 sprak ook Jessye Norman zich helder uit voor meer diversiteit en gendergelijkheid in de wereld van de klassieke muziek. In haar decennialange carrière werd zij slechts twee keer door een vrouw gedirigeerd – laat staan dat dit iemand van kleur was of een non-binaire persoon.
Maar langzaamaan verandert er iets. Twintig jaar geleden was het ondenkbaar dat ik hier het woord zou mogen nemen als seizoensdenker. Tien jaar geleden zelfs ook. Dat dit angst teweeg brengt bij de traditionelere en meer behoudende mensen onder ons begrijp ik, maar verandering is onomkeerbaar … Over angst versus behoud en verlies, praat ik heel graag verder door in mijn lezing op 23 september, maar voor nu wil ik dit stuk eindigen met een focus op de taal van de ziel die ons altijd weer verbindt: muziek. Muziek is onze houvast tijdens deze uitdagende tijd, een schuilplek, een geneesmiddel. Maar vanuit ons Eurocentrische perspectief focussen we vooral op de ontspannende factor van – het collectief live – muziek beluisteren. We maken echter zelden of nooit expliciet hoe de trillingen en vibraties ons lichaam en geest beïnvloeden én hoezeer het ons zenuwstelsel helpt zichzelf te reguleren.
Muziek als shelter, als schuilplek. Wanneer woorden nog tekort schieten. Is daar altijd weer muziek. Dans. En wederom muziek. Wat mij betreft het beste medicijn. Laat het ons genezen.
— Neske Beks, zomer 2022