Net zoals bij (de jonge) Mozart is de naam van Biber verbonden met Salzburg. In 1671 kwam hij er als violist in dienst van de aartsbisschop. In 1679 werd hij bevorderd tot vice-kapelmeester en in 1684 tot kapelmeester. Tot zijn bekendste werken voor viool behoort een verzameling die bekend staat als de Mysteriensonaten of Rosenkranzsonaten. De cyclus bestaat uit 15 sonates voor viool en basso continuo, met een toegevoegde passacaglia voor soloviool. De Latijnse opdracht aan de aartsbisschop in het unieke manuscript getuigt van diens grote Mariaverering.
De Mysteriën zijn belangrijke gebeurtenissen uit het leven van Jezus en Maria die tijdens het bidden van de rozenkrans werden gemediteerd. De 15 Mysteriën zijn verdeeld in drie cycli van vijf: de Blijde (bv. de boodschap aan Maria, haar bezoek aan Elisabeth, Jezus’ geboorte…), de Droeve (bv. Jezus’ doodsstrijd en kruisiging…) en de Glorierijke (bv. Jezus’ verrijzenis en hemelvaart…).
Aangezien Bibers sonates niet werden uitgegeven, waren ze vermoedelijk bedoeld als meditatieve begeleiding tijdens private gebedsdiensten. Het was ongetwijfeld niet Bibers voornaamste intentie om de mysteriën ‘inhoudelijk’ te verklanken of muzikaal ‘na te bootsen’, maar wel de gelovige onder gepaste muzikale begeleiding de gelegenheid te bieden tot meditatie en reflectie.
Het meest opmerkelijke aspect is de scordaturastemming. Bij scordatura wordt de normale stemming van de viool gewijzigd. Biber kiest voor veertien verschillende stemmingen. Scordatura laat de speler onder meer toe akkoorden uit te voeren die anders onmogelijk te realiseren zijn. Bovendien krijgt het instrument daardoor telkens een andere toonkleur, met als resultaat vaak zeer verfijnde coloristische nuances.
Het blijft lastig een keuze te maken uit deze sonates, want het zijn stuk voor stuk juweeltjes. Nu we in volle passietijd zijn, kies ik voor de Sonate nr. 6, Jezus’ doodsstrijd in de Hof van Olijven. De verstemming van de snaren symboliseert het lijden van Christus: sol – re – la - mi wordt la mol - mi mol – sol - re, een opeenstapeling van dissonante intervallen.
Ik beveel hieronder twee uitvoeringen aan:
Het stuk is betiteld als lamento. Het is een intense klaagzang, in contrasterende, vaak extreme tempi (adagio en presto) en maatwisselingen, die nu eens verdriet en berusting, dan weer angst en vertroosting uitdrukken. Vooral het slot maakt een verpletterende indruk: piano en forte volgen elkaar snel op met akkoorden onderbroken door ‘snikkende’ rustpauzen. De emotionele expressie en de melodische rijkdom die Biber in dit stuk legt, zijn letterlijk ongehoord – en extreem ontroerend. Typisch Duits – en vooral typisch Biber – is het virtuoze, vaak akkoordische spel, waarbij meerdere snaren tegelijk worden aangestreken, maar technisch vertoon staat steeds in functie van de expressie.
De partituur is hier te volgen. Sonate nr. 6 start op p. 24.