Ga naar de hoofdcontent
Hou rekening met de grote (parkeer)drukte in Brugge.
Logo Concertgebouw Brugge
Logo Concertgebouw Brugge

Soundcast schrijft tijdens December Dance

Soundcast schrijft tijdens December Dance

Soundcasters Guilhem en Océane Bollé voelden choreograaf Jan Martens aan de tand over zijn succesvoorstelling any attempt will end in crushed bodies and shattered bones en meer.

Tijd voor een interview met choreograaf Jan Martens die dit seizoen maar liefst twee nieuwe creaties naar het Concertgebouw brengt. Een uiterst sympathieke man met een duidelijke missie voor ogen: diversiteit op en vooral ook naast het podium brengen. Daar wilden wij, Soundcasters, wel wat meer over horen!

Wanneer we kijken naar de eerste foto’s en beelden van de voorstelling, valt het ons meteen op dat er een heel groot leeftijdsverschil is tusen de dansers. Was dit een bewuste keuze?
Het was een heel bewuste keuze omdat ik merk dat dit nog steeds heel weinig gebeurt. Vaak word je als danser vanaf je 35e of 40e een beetje afgeschreven. Ik ben van mening dat het belangrijk is dat, als we meer diversiteit in de zaal willen, het zich ook moet afspiegelen op het toneel zelf. Naast verschillende leeftijden ook verschillende  (dans)achtergronden tout court - dat vond ik een belangrijk statement om te maken. Ik denk dat er de afgelopen jaren veel is gebeurd in het experimentele circuit, wat je in een kleine voorstelling wel ziet, maar op die grote podia zie je nog steeds een soort corps de ballets waar iedereen er hetzelfde uitziet, dezelfde technische achtergrond heeft, dezelfde opleiding genoot.. Ik vond het belangrijk om een corps de ballet te maken waar mensen als jij en ik inzitten. Natuurlijk zijn het allemaal keigoede dansers maar tegelijkertijd wilde ik ze heel menselijk maken en het gevoel creëren dat je als het ware naar je buurman zit te kijken, bijvoorbeeld.

Creëerde deze diversiteit moeilijkheden of was het vooral verrijkend?
Uiteindelijk was dat toch een heel positief iets. Voor de dansers was het initieel wel even aftasten omdat het nog niet helemaal duidelijk was waar deze voorstelling naartoe zou gaan. Zoals ik daarnet ook aangaf, kom je als danser ook vaak terecht in groepen waarin je dezelfde kwaliteiten deelt met je peers, en dat was nu niet het geval. Vaak heb je ook stromingen binnen dans en wordt er soms een beetje neerbuigend gekeken op een andere stroming. Daar gaat deze voorstelling net niet om. Het gaat over de diversiteit en dat er geen waarde wordt gehecht aan het gegeven dat de ene taal beter zou zijn dan de andere. Dit heeft, denk ik, voor de dansers even geduurd om dit allemaal te beseffen. Want het maakt je als danser ook onzeker; als je jarenlang gevraagd wordt omdat je een fantastische pirouette kunt draaien en je staat plots naast mensen die geen pirouette kunnen draaien… Dan begin je jezelf af te vragen wat je te bieden hebt en wat je sterktes zijn. Dit was een vertrouwen dat opnieuw opgebouwd moest worden bij iedereen.

Hoe is het werkproces geëvolueerd?
We zijn in januari beginnen werken in de Opera van Umeå in Zweden - vrij noordelijk – dus er was bijna geen daglicht. Het was ideaal om daar met de groep twee weken te verblijven omdat we er ook samen aten en in hetzelfde hotel/huis logeerden. Die twee weken waren voornamelijk om er voor te zorgen dat iedereen goed met elkaar overweg kon en dat er een basis werd gelegd en er een basisvertrouwen kon ontstaan. Dit is iets waar je vervolgens het volledige repetitieproces op kunt teren. Dan zijn we heel intens rond het eerste thema ‘protest’ beginnen werken en zijn we letterlijk protestacties beginnen uitbeelden. Doorheen dit proces heb ik gemerkt dat de sterkte van de groep eigenlijk lag in die verschillende danstalen. Dat daar veel te vertellen was over het thema protest, door te insisteren, door steeds weer dezelfde bewegingen te herhalen. Daardoor is de voorstelling eigenlijk veel abstracter geworden dan ik initieel in gedachten had. Corona heeft daar ook veel goeds aan gedaan; de voorstelling is anderhalf jaar later dan gepland in première gegaan.

Kende je de dansers al of hebben ze allemaal auditie moeten doen?
Dat verschilt. Het merendeel kende ik al want bijna de hele cast van The Dog Days Are Over danst mee en waren ook dansers bij uit andere producties die ik deed. Voor Truus, de oudste danseres, heb ik tien jaar terug al twee solo’s gemaakt… Het is een productie waar eigenlijk heel veel mensen in zitten waar ik in het verleden al mee gewerkt heb.Tegelijkertijd zijn er een aantal nieuwe mensen bijgekomen via audities. De drie jongste dansers koos ik na het geven van een workshop in de!Kunsthumaniora in Antwerpen. Nadien heb ik een aantal studenten uitgenodigd om te zien hoe zij reageren op volwassen dansers, want dat is natuurlijk een ander gegeven.

Wat is voor jou het ‘perfecte publiek’? Heb je het liefst een heterogeen publiek zoals de groep dansers? Of mag daar wel een leuke mix in zitten?
Ik heb het liefst een heel gemengd publiek. Het verschilt een beetje van voorstelling tot voorstelling maar omdat de groep zo divers is op het toneel, is het heel fijn om ook een divers publiek te hebben. Ik denk ook dat de voorstelling heel goed kan werken voor zowel jonge als oudere mensen. Ook voor mensen met weinig danservaring want het is eigenlijk een heel toegankelijke voorstelling geworden, ondanks dat er veel herhaling in zit en er een half uur in gewandeld wordt. Maar het is wel een voorstelling die naar een climax gaat en waar je vervolgens opgewekt de zaal kan verlaten.

Welke reactie hoop je teweeg te brengen bij het publiek? Of is elke reactie voor jou ok?
Elke reactie op zich is goed, ik hoop wel dat… Weet je, nu is het bijna de pitch van de voorstelling dat er 17 dansers van alle leeftijden deelnemen maar eigenlijk hoop ik dat dit een normaliteit wordt in de toekomst. Deze voorstelling draagt daar hopelijk een beetje tot bij aangezien ik iedereen op dezelfde manier benader. De jonge dansers spelen geen jongeren, ze hebben exact dezelfde rol als de oudere dansers – en dat is maar een deeltje van die intersectie. Ik hoop dat de voorstelling aanzet tot reflectie. Er zitten heel gewelddadige momenten in, vooral tekstueel dan. Ik vind dat we daar heel weinig bij stilstaan hoe snel we wennen aan gewelddadig taalgebruik, of geweld in het algemeen. Ik hoop dat de voorstelling dit kan aankaarte, dat ze energie geeft en aanzet tot insisteren. Dat is voor mij een metafoor van die voorstelling. Je moet lang genoeg insisteren om verandering teweeg te brengen. Je moet steeds hetzelfde punt maken. Want als je denkt dat het behaald is, is het vaak niet zo… Zie bijvoorbeeld de abortuswetten waar opnieuw voor moet gevochten worden. Ik hoop dat dit een boodschap is die je bijblijft wanneer weer buitenkomt. Dat je de dingen moet aanpakken.

'Vroeger vond ik het veel moeilijker om na te denken over wat mijn signatuur is en of die wel gaat overeind blijven. Nu voel ik dat alles wat ik maak, ook altijd van mij zal zijn. Dat zorgt ervoor dat ik enorm veel verschillende talen aankan, of aan durf te gaan.'


Je maakte reeds heel wat producties. Hoe bewaar je het overzicht? Loopt de uitvoering van de ene voorstelling en de creatie van een andere door elkaar?
Dat hangt heel erg af van wat soort voorstelling het is. Maar het subsidiesysteem waar we inzitten, dwingt je eigenlijk om heel snel plannen te maken voor een volgende. Dat is niet altijd even fijn, vooral omdat ik vaak pas na het afwerken van de ene voorstelling wil nadenken over wat ik vervolgens wil maken. Maar je moet al coproducenten zoeken en financiële middelen vinden om die nieuwe productie op poten te zetten. Tegelijkertijd ontstaat er nu, ik ben al zo’n twaalf jaar bezig, wel een soort van rust. Vroeger vond ik het veel moeilijker om na te denken over wat mijn signatuur is en of die wel gaat overeind blijven. Nu voel ik dat alles wat ik maak, ook altijd van mij zal zijn. Dat zorgt ervoor dat ik enorm veel verschillende talen aankan, of aan durf te gaan. Vier jaar geleden heb ik Passing The Bechdel test gemaakt met 13 jongeren, wat een tekstvoorstelling is geworden. Any attempt will end in crushed bodies and shattered bones is dan weer heel dansant. Ik maakte ook veel performance-achtige voorstellingen. Ik vind het heel fijn dat ik daar zoveel vrijheid in krijg. Zowel van mezelf, het publiek als van de programmatoren is er een vertrouwen gekomen, als in: ‘Oké, doe maar’. Dat is heel fijn en ik voel dat het ook wel lukt. De truc is om elke keer radicaal anders te durven gaan. Na deze voorstelling maakte ik voor mezelf een solo (n.v.d.r. Elisabeth Gets her way) en dat is dus weer totaal iets anders. Dus tegelijk is het eigenlijk ook heel fijn om te kunnen plannen wat de volgende voorstelling zal zijn.

Op het einde van dit seizoen kom je terug naar Concertgebouw Brugge met Opera Ballet Vlaanderen. Wat zijn de grootste verschillen of gelijkenissen tussen any attempt en het aankomende Futur Proche?
Ze hebben heel veel met elkaar gemeen. In Futur Proche zijn ook 17 dansers en er zitten ook twee jongeren in. Het gekke was dat ik bij Futur Proche met een corps de ballet werkte, het Opera Ballet Vlaanderen, terwijl ik in any attempt net probeer een corps de ballet te creëren en dat ook meenemen in de esthetiek. De kostuums in dezelfde kleur zorgen voor een heel ‘affe’ esthetiek. Met Opera Ballet Vlaanderen, dat net al heel esthetisch afgebeeld wordt in de publiciteitsfoto’s, wilde een heel andere richting uitgaan. De dansers lijken mensen die gewoon op straat komen en hun kostuums zijn hierop afgestemd.

Any attempt gaat ook heel erg over het verleden en heden, terwijl Futur Proche zich vooral richt op de toekomst. Want hoe kunnen we dans blijven heruitvinden en hoe kunnen we die grote instituten blijven heruitvinden? Volgens mij gebeurt dat ook door daar een andere generatie aan toe te voegen en vooral dingen te doen wat zo’n balletgezelschap en publiek niet gewend is. Any attempt was een heel toegankelijke voorstelling en Futur Proche is dat misschien net iets minder. Maar dat is net interessant omdat zij sowieso al een heel groot publiek hebben. Je kunt het gebruikelijke publiek dus iets totaal anders geven dat wat ze verwachten van het Opera Ballet Vlaanderen. Je merkt het wel, voor mij is het dus heel erg leuk om met die codes te spelen.

Dankjewel voor dit boeiende interview en we kijken al uit naar jouw volgende voorstellingen in het Concertgebouw.

— Guilhem Bollé en Océane Bollé, voor Soundcast

Deel dit nieuwsbericht