Toen de heer Froberger, op reis van Brussel naar Leuven, door Lotharingse soldaten die daar toen rondzwierven met zweepslagen mishandeld was, ja zelfs beroofd en verwond - hoewel ze overigens de open reisdocumenten van de Keizer hadden ingezien - en uiteindelijk was vrijgelaten, heeft hij deze Lamentatio gecomponeerd ter vertroosting van zijn diep bedroefde ziel.
Dit bericht staat, in het Latijn, te lezen in een uitgave met klavecimbelsuites van Johann Jacob Froberger, klavierspeler aan het hof van keizer Ferdinand III in Wenen. Frobergers historische betekenis is vooral verbonden met de suite voor klavier, dertig in getal. Zij vormen een synthese van Duitse, Italiaanse, Franse en Engelse stijlkenmerken, het resultaat van Frobergers vele reizen en internationale contacten. Op een van die reizen trad hij in Brussel op aan het hof van de kunstminnende landvoogd, aartshertog Leopold Willem, de broer van de keizer. Het vermelde voorval, dat ongetwijfeld op die reis plaatsgreep, staat aangegeven bij het eerste deel van de Suite nr. 14. Dit deel draagt als titel Lamentation sur ce que j’ai été volé (‘Klacht in verband met wat mij werd bestolen’). Het is in feite een allemande, een langzame gestileerde dans, die zich uitstekend leent voor klaagzangen.
De Suite nr. 12, die als laatste bewaard bleef in een mooi verlucht handschrift, begint met een gelijkaardige allemande, die volgend opschrift draagt: Lamento sopra la dolorosa perdita della Real M[ae]stà di Ferdinando IV. Re de Romanis (‘Lamento op het smartelijk verlies van de Koninklijke Hoogheid Ferdinand IV, Rooms koning’). Deze Ferdinand, de oudste zoon van keizer Ferdinand III, werd in 1653 gekroond tot koning van het Heilig Roomse Rijk, met het keizerschap als voorbestemming. Hij overleed echter op 9 juli 1654 aan de pokken, 21 jaar oud.
We luisteren naar een uitvoering door de Brugse klavecinist Korneel Bernolet.
Meevolgen op de partituur kan in het originele handschrift (laatste 8 bladzijden) of in deze moderne uitgave (p. 33-35: de gigue staat hier als laatste deel in plaats van als tweede).
Dit lamento is een prachtig meditatief stuk, in de Franse stijl, de zgn. style luthé, die verwijst naar het luitspel (0:05-5:08). Het slot is een mooie vondst: de rechterhand eindigt met een in secunden opstijgende melodische lijn die op een hoge noot blijft hangen: de ziel van de dode is ten hemel opgestegen, wat tevens picturaal wordt onderstreept door een wolk met drie engeltjes (4:49-5:08). Een treffende, ontroerende toets, die uitvoerder en luisteraar even uitnodigt tot reflectie en stilte.
In de klaviersuite van Froberger volgen na de allemande doorgaans nog drie dansen die zorgen voor contrast: twee snelle dansen - een gigue (5:12-6:33) (cf. Schmelzers sonate) en een courante (6:34-8:08) – en tot slot een langzame, plechtstatige sarabande (8:12-9:46) (met de typische verlengde tweede tel, cf. Schmelzers sonate).
Is de style luthé typisch Frans, de verrassende harmonische wendingen – waarbij Froberger onverwacht een mol of een kruis toevoegt, dus een noot met een halve toon verlaagt of verhoogt – is typisch Italiaans, een vaak verrassend expressief element dat hij overnam van de beroemde klavierspeler en componist Girolamo Frescobaldi, bij wie hij in Rome studeerde.
Frobergers muziek nodigt uit tot ‘aandacht en aanwezigheid’, alles straalt subtiliteit en verfijning uit. Zij is anti-spectaculair, maar van een beklijvende, onaardse schoonheid. Ga er dus rustig voor zitten.