In Purcells Ode on St. Cecilia’s day wordt het orgel met veel verve geprezen als een Wondrous Machine. Purcell, die organist was aan Westminster Abbey, bejubelde in zijn ode ‘het wonderbaarlijke instrument’ in een parel van een aria, gebaseerd op een dansante ground. In de barokperiode waren de variaties op een basso ostinato erg populair, zowel in de vocale als in de instrumentale muziek. Tot de beroemdste voorbeelden behoren twee meesterwerken van Bach: de Chaconne uit de Partita nr. 2 voor vioolsolo (BWV 1004) en de Passacaglia in c voor orgel (BWV 582).
Een van de eenvoudigste, maar tevens meest courante basso ostinato-thema’s is de dalende kwart: vier tonen in secundengang (bv. fa – mi – re – do). De dalende kwart dient onder meer als harmonisch fundament in Bachs chaconne (en in de besproken sonate van Schmelzer).
Bach was uitstekend op de hoogte van het repertoire uit zijn eigen tijd en uit vroegere generaties. Een van de componisten waardoor hij zich liet inspireren was Johann Pachelbel, organist in Neurenberg. Toen Bach in 1695 op tienjarige leeftijd wees werd, nam zijn oudere broer Johann Christoph hem op in zijn gezin. Johann Christoph, die een leerling was van Pachelbel, was organist in Ohrdruf. Van jongsaf was Bach dus vertrouwd met Pachelbels orgelcomposities.
Op naam van Pachelbel staan zes chaconnes voor orgel, met als pronkstuk de Chaconne in f, in het Italiaans betiteld als Ciacona. Ook in dit werk is de basformule de dalende kwart: hier fa – mi mol – re mol – do, één noot per maat van 3/4. Deze vier noten zijn vanaf het begin duidelijk te horen in het pedaal van het orgel, waar ze meestal ook blijven, zij het niet het hele werk door. De grootste uitdaging voor de componist van een chaconne is te variëren. Op de gelijkblijvende bas moet hij in de bovenstemmen zijn fantasie de vrije loop laten om telkens iets nieuws te ontwerpen en de toehoorder te blijven boeien. Pachelbel slaagt hier wonderwel in door de afwisseling tussen melodische (zoals bij de inzet) en meer op virtuositeit gerichte variaties, tussen spitant ritmische en meer op dialoog of imitatie gebaseerde passages. Ook de basformule is het voorwerp van variatie, bijvoorbeeld door versieringen of het inlassen van pauzen tussen de noten. Soms verhuist de basformule naar de linkerhand op het klavier en pauzeert het pedaal. In enkele passages ontbreekt zelfs het ostinato. Dit resulteert in een fascinerende luisterervaring: vrijheid (de variaties) en gebondenheid (het ostinato) houden elkaar in evenwicht, zodat men nu eens het ene, dan weer het andere hoort, of bij voorkeur beide samen – en men kan naar believen wisselen, naargelang de aandacht.
In de live-uitvoering – met aan het orgel Holger Gehring, organist van de Kreuzkirche in Dresden - is zijn spel op het voetpedaal apart te zien, zodat de baspartij goed te volgen is. Ik geef onder de video enkele (uit de vele mogelijke) luistertips. Wie een uitvoering verkiest met voortschuivende partituur, kan ik deze aanraden door Helmut Walcha (1907-1991), een blinde organist die vooral bekend werd door zijn opnames van Bach. De partituur is eveneens hier te vinden.
Pachelbel structureert zijn chaconne in ‘bouwstenen’ van telkens acht maten, dus met twee voorstellingen van het ostinato, vaak met herhaling van de variaties bij de tweede presentatie. Dit is al duidelijk bij de inzet: hij herneemt een mooi zangerig thema op de ostinate bas (0:01-0:20), waarna nogmaals een herhaling volgt (0:20-0:40). De lyrisch-melodische ontplooiing houdt aan, maar de muziek versnelt door kleinere notenwaarden (achtste en zestiende noten), wat uitmondt in speels virtuoos vertoon (1:56-2:51). Op 4:14-4:45 maakt het ostinato even plaats voor een improvisatorische dialoog tussen pedaal en rechterhand. Na een pedaalvrije passage volgt op 6:30-6:47 een pedaalsolo met een variante van het ostinato. De slotclimax bouwt Pachelbel op door ritmisch ‘hinkend’ spel tussen de twee handen (7:04-8:11), een met enige spanning geladen voorbereiding van de terugkeer van het begin, namelijk het aantrekkelijke lyrische thema (8:11-8:57). Na de vele wisselende avonturen klinkt het als een rustig thuiskomen in een vertrouwde muzikale omgeving. Mooi.
Ter info: Ook Pachelbels beroemde Canon en gigue is gebaseerd op een basso ostinato, die dient als fundament voor een driestemmige imitatiecanon voor drie violen, (ook) een knap staaltje compositiekunst!