De man-vrouw relatie in ‘Furioso’ en ‘When I am laid in earth’
Op het programma van DD18 op zaterdag 8 december stonden twee werken. ‘When I am laid in earth’ is een kort duet gechoreografeerd door Sidi Larbi Cherkaoui. Wat volgde was ‘Furioso’ van de hand van Meryl Tankard.
‘When I am laid in earth’, op muziek van het lament van Dido uit de opera ‘Dido en Aeneas’ van Henry Purcell, is een pemière voor het festival December Dance. Het is ook een eerbetoon aan de choreografe Pina Bausch. Het werk is een aaneenschakeling van spectaculaire lifts, onderbroken door momenten van introspectie en diepe emoties. De lichamelijkheid en de dramatische uitingen zijn Cherkaoui niet vreemd. Ook het combineren van verschillende dansstijlen - zien we daar niet even breakdance? - is typisch voor Cherkaoui’s stijl. Het levert heel sterke beelden op. Toch viel op dat het werk, hoewel technisch vrij sterk, nog een zekere maturiteit mist. Een kanttekening die met de tijd zonder twijfel zal vervagen.
Aantrekken en afstoten
Als muziekterm betekent Furioso ‘een passage uitgevoerd op een manier waaruit een aan woede grenzende vurigheid blijkt.’ We verwachten dus vurigheid, verlangen en heftige emoties. En daar draait het in ‘Furioso’ ook om: de relatie tussen man en vrouw, in al zijn hevigheid en passie. Toch krijgt ook de afwezigheid van geliefden, het missen van dierbaren een focus.
Vrouw en man worden bij de openingsscène meteen getypeerd. Bij Tankard zijn de vrouwen aanvankelijk onbeweeglijke standbeelden. Dat is van korte duur. Want plots laten ze zich meeslepen door de passie, de lust van de mannen. Ze ondergaan, ze zijn gevangen. Dat maakt ook het traliewerk van het ingenieuze lichtplan duidelijk. Mannen die op zoek zijn naar ‘de vrouw’ en hiervoor als macho’s met elkaar de strijd aangaan. Het is een beklijvend deel waarin wanhoop, maar ook intimiteit, lust en woede elkaar in een razendsnel tempo afwisselen. Ritmewisselingen die door de sterke live muziek van het HERMESensemble in de verf worden gezet.
Het ontsnappen van de vrouwen aan de invloed van de mannen door middel van (letterlijk te nemen) vliegwerk vormt het centrale deel van de voorstelling. De kracht, vaardigheid en timing van de dansers, enkele minder perfecte momenten buiten beschouwing gelaten, vallen meteen op. Mooi hoe de mannen de zwevende vrouwen vastgrijpen om ze dan weer te moeten lossen.
De vluchtigheid van relaties en het ongrijpbare blijven als rode draad door de voorstelling geweven. Het spelen met lichtheid van lichamen, via het touwwerk, het naar elkaar grijpen en missen, het aantrekken en afstoten. Het maakt het idee van afstand tussen man en vrouw des te tastbaarder.
Gezien door Bastiaan Degryse op 8 december tijdens DD18 in Concertgebouw Brugge