,,Je kan enkel passie doorgeven als je muzikant bent van vlees en bloed’’
Soundcaster Gwenn Herremans interviewt Sir John Eliot Gardiner
John Elliot Gardiner zette met zijn verfrissende uitvoeringen de historische uitvoeringspraktijk op de plaats die ze verdiende. Gardiner maakte furore met zijn Monteverdi Choir en English Baroque Soloists, maar zaterdag hoorden we zijn unieke kijk op Beethoven, Brahms en Schubert met het Orchestre Révolutionnaire et Romantique. Ik ging een heel interessant gesprek aan met de dirigent en enkele jonge orkestleden.
Op welke manier heeft de samenwerking met Kristian Bezuidenhout uw kijk op Beethovens ‘Vierde Pianoconcerto ‘verrijkt?
De pianoconcerti nam ik reeds eerder op met Robert Levin. Kristian Bezuidenhout speelt echter op een totaal verschillend instrument. Een kopie van een Conrad Graf vleugel uit 1824. Het is een prachtig instrument. Hij speelde een arpeggio op het instrument en meteen werd ik meegenomen in een fantasiewereld. Het meest speciale aan Bezuidenhout is zijn tedere klank in het concerto. Ik werkte met veel andere solisten samen die een meer directe benadering hadden op dit concerto. Uiteraard zijn de verhoudingen tussen het orkest en de solist heel verschillend. Het basregister van de fortepiano is veel luider dan de hoge noten. Dit zorgt voor een karakteristieke rommelende bas waarvan ik hou. Net hierdoor krijg je een prachtige dialoog tussen de solist en de houtblazers. Het zorgt ook voor vrijheid en een natuurlijke vorm van tempowisseling in de muziek.
Altijd een compromis
U heeft naam gemaakt in de historische uitvoeringspraktijk met het Orchestre Révolutionnaire et Romantique, English Baroque Soloist en het Monteverdi Choir. Hoe moeilijk is de overgang naar een modern symfonieorkest voor u?
Er is heel veel veranderd. Zo’n veertig jaar geleden was het zo goed als onmogelijk om met historische uitvoeringspraktijk bezig te zijn. Toch is er een grote aanpassing gebeurd bij de reguliere orkesten. Het hangt ook sterk af of er sprake is van chemie tussen het orkest en de dirigent en de beschikbare tijd. Voor veel orkesten is het moeilijk om hun comfortzone te verlaten. Ik werkte samen met het London Symphony Orchestra dat een grote stap voorwaarts heeft gemaakt in de wereld van de historische uitvoeringspraktijk. Het Bayerische Rundfunkorchester is dan weer het meest flexibele orkest. Mijn ervaring met de Berliner Philharmoniker was een groot verschil. Het was zoals teveel sabayon eten. Ze waren van heel goede wil maar het is gewoon niet echt hun ding. Orkesten verdedigen hun eigen klank en karakteristiek op een soms territoriale manier. Het is dan aan jou als dirigent om tactvol te zijn. Je probeert enerzijds de waarden te respecteren die het orkest belangrijk vindt. Anderzijds moet het orkest beseffen dat ze me als dirigent vragen om ervaring te krijgen in historische uitvoeringspraktijk. Doe ik dit niet, kom ik mijn contract niet na. Het is dus altijd een compromis, soms gezond en soms ongezond.
Geen maestro
We zitten hier samen met vijf inspirerende jonge muzikanten. Hoe geeft u uw passie door aan deze jonge muzikanten? Hoe slaagt u erin om hen geïnspireerd te houden?
Het begint eerst en vooral bij de selectie. We zitten hier samen met enkele muzikanten die ik voor het orkest selecteerde. Voor onze orkestauditie houden we rekening met drie aspecten. Vooreerst is er de technische beheersing van het instrument. Verder moet er een open geest zijn inzake je benadering naar het klassieke en barokrepertoire. We moeten de wil hebben om tradities en scholing achter ons te laten en met een nieuwsgierige blik naar muziek te kijken en te luisteren. Tenslotte is er de persoonlijkheid. Er moet een echte honger naar muziek zijn. Ik hou niet van neutrale muzikanten en ik heb ze het liefst ook niet in mijn orkest. Het meest frustrerende is net om tijdens audities technisch uitmuntende muzikanten te horen met een totaal gebrek aan persoonlijkheid. Je kan enkel maar passie doorgeven als je een muzikant bent van vlees en bloed.
Deze jonge muzikanten hebben de meest uiteenlopende achtergronden: Hongaars, Duits, Brits, Frans en Zwitsers. Dat zorgt net voor een inspirerende samenwerking. Ook werk ik als dirigent niet vanuit de ‘maestro-opvatting’. Ik heb uiteraard sterke ideeën maar ik vind het belangrijk om rekening te houden met de complexiteit van de muzikanten in het orkest.
Met uw boek Bach: Music in the Castle of Heaven gaf u een zeer interessant portret over Bach. U portretteerde hem op een meer begrijpelijke manier. Bent u een gelijkaardig project van plan met een andere componist?
Ik schreef het boek in een periode van 10 jaar tussen de concerten door. Ik zou graag nog een werk schrijven over Monteverdi en over Franse muziek.
Intensere band
Welke muziek is het meest toegankelijk voor de beginnende luisteraar?
Gardiner: Ons programma van vanavond (zaterdag jongstleden, GH) bestaat uit muziek waarbij de gevoelens en zenuwuiteinden aan de oppervlakte zijn verbonden. Schuberts muziek is toegankelijk door haar tederheid, ze heeft een vorm van melancholie die zelfs aanleunt tegen geestdrift en vreugde. Als muzikanten hebben we een bevoordeelde positie en delen we een intensere band met elkaar. Door muziek te maken worden we met intense gevoelens geconfronteerd.
Muzikante Marie (viool): Het is belangrijk dat je kennismaakt met klassieke muziek in een comfortabele plaats waar je je echt goed voelt. Ook is het leuk als je met iemand meegaat die kennis heeft over muziek en je kan begeleiden.
Muzikant Matthias (Cello): Vocale muziek, die staat het dichtst bij ons allemaal. Ik volgde nooit zangles maar het is net daarom dat vocale muziek het meest toegankelijk is. Iedereen heeft een eigen stem met haar eigen kwaliteit. Instrumentale muziek is altijd abstracter en daardoor minder toegankelijk.
Gardiner: Ook de Cantates van Bach zijn net voor iedereen toegankelijk. In mijn familie zijn er zowel gelovigen als atheïsten en deze muziek was voor iedereen troostend.
Algerijnse muzikanten in een bar
U heeft een lange en intense carrière achter de rug. Hoe blijft u geïnspireerd door muziek? Welke momenten bleven u het meeste bij? En bij de jonge muzikanten?
Gardiner: Toen ik de eerste keer Monteverdi hoorde tijdens een zomerstage. Mijn vroege kennismaking met muziek toen ik mijn ouders hoorde zingen. Op 8-jarige leeftijd kwam ik in contact met Bach en Schütz en kende ik veel van hun muziek van buiten. Een ander belangrijk moment van inspiratie waren de uitvoeringen van Berlioz door Sir Colin Davis. Het Deutsches Requiem van Brahms was voor mij eerst een zeer saai werk, maar als snel kwam ik erachter dat het aan de interpretatie lag en niet aan Brahms zelf. Een van de meest pijnlijke echter toen mijn stem brak als koorzanger. Het leek even alsof mijn leven op instorten stond. Ik blijf geïnspireerd door samen te werken met deze inspirerende jonge muzikanten.
Muzikant Mathias: De Suite in G voor cello van Bach vooral de prélude. De opnamen van English Baroque Soloists en Monteverdi Choir.
Muzikante Johanna (viool): Improviseren met Algerijnse muzikanten in een bar was voor mij een unieke ervaring. Een ander hoogtepunt was de eerste keer spelen op een barokviool met darmsnaren.
Gwenn Herremans
Jongerenreporter Concertgebouw Brugge